CANON VAN DE HUISSENSE GESCHIEDENIS

Deel XVII in de serie Bijdragen tot de Geschiedenis van Huissen (verkrijgbaar in de museumwinkel)



De samensteller Dr. E.J.Th.A.M. Smit, vermeldt in zijn toelichting over deze uitgave onder andere het volgende:
“Een historische canon is bedoeld om de geschiedenis van een plaats te voorzien van een aantal ijkpunten, die voor iedereen bekend moeten zijn teneinde die plaats in de historische context te kunnen plaatsen. Feiten, gebeurtenissen en personen worden in de canon opgevoerd om de omstandigheden van een bepaalde tijd te kunnen begrijpen. Kennis van een gebeurtenis moet leiden tot begrip van de algemene toestand.
Stad, ambt en gemeente Huissen hebben een zeer specifieke achtergrond. De geschiedenis van Huissen is een heel bijzondere waardoor het karakter van Huissen zich lange tijd heeft onderscheiden van de geografisch naaste omgeving. Het is dan ook volstrekt logisch Huissen een eigen canon toe te kennen.”

Inhoud
De inhoud van de canon omvat 50 bijdragen, samengesteld door diverse medewerkers van de historische kring. De historici Emile Smit en Jan Zweers namen daarbij het merendeel voor hun rekening. 
De eerste bijdrage in de canon is van de hand van Cor Neijenhuis en draagt de titel “De eerste bewoners”. Dat begint 6000 vóór Chr. Hij behandelt ‘passanten’ in de drooggevallen rivierdelta, zoals mammoeten en neushoorns, waarvan beenderen gevonden zijn. Gepolijste vuurstenen bijlen vormen sporen van de eerste mensen, eeuwen later.
Daarna volgen bijdragen over de Romeinse tijd, het jaar 814 waarin voor ‘t eerst de naam Hosenheim in schriftelijke bronnen verschijnt. In de Middeleeuwen is sprake van een Kleefs tolstation; Huissen krijgt stadsrechten. Steeds meer bronnen zijn beschikbaar. Die  verhalen over het wel, en vooral het wee, in de bewogen Huissense geschiedenis. Heersers komen en gaan: Duits, Frans, Gelders. Huissen wordt belegerd en bevrijd. Pestepidemieën, stadsbranden en dijkdoorbraken teisteren de arme bewoners.
 Van de jongste geschiedenis wordt verhaald over de tabaksteelt, de komst van de Dominicanen die de tuinbouw een impuls geven en natuurlijk de oorlog die de trotse kerk verwoeste en van het centrum een puinhoop maakte. Na de wederopbouw bloeit Huissen weer op. De dammers worden veelvuldig nationaal kampioen en de Kraonige Zwaone brengt Huissen massaal in carnavalsstemming. 

De laatste bijdragen gaan over het verdwijnen van de veiling en het opgaan van Huissen als zelfstandige gemeente in Lingewaard.