25 jaar  Historische Kring Huessen
door Dr. E.J.Th.A.M.A. Smit, medeoprichter HKH, bij jubileum in 2000.De oprichting

In de winter van 1974-1975 was ik (Emile Smit) bezig met de afronding van mijn proefschrift. Dat ging voor een belangrijk deel over Huissen en zeker was de interesse voor de Huissense geschiedenis de enige reden, waarom ik het onderwerp (de overdracht van de Kleefse enclaves aan Nederland) had gekozen.
In die periode kwam bij een drietal mensen het idee op om de bronnen voor de Huissense geschiedenis eens wat beter te gaan inventariseren. Het was immers bij mijn onderzoek gebleken, dat die over heel wat archieven en bibliotheken in  Nederland en Duitsland verspreid lagen. Juist toen wij de gedachte hadden opgevat om daar een werkgroep voor op te richten, viel er een uitnodiging in de bus voor een bijeenkomst over de vorming van een Archeologische Werkgemeenschap voor Huissen. Dat initiatief kwam uiteraard bij Theo Janssen vandaan.
En zo begon het voor mij eigenlijk. Ik was nauwelijks op de hoogte van  het feit, dat ook vanuit de gilden de gedachte aan een historische afdeling was  opgekomen. Maar goed: in die winter kwamen we een aantal keren bijeen en de ideeën vloeiden in elkaar over. We zouden alle historische onderdelen in één vereniging onderdak kunnen bieden: geschreven bronnen verzamelen, archeologie en oudheidkamer Dat betekende ook al gauw, dat er voor de gedachte om een onderafdeling van de gilden te worden geen plaats meer was. Dan zou men immers eerst gildenlid moeten worden om kringlid te kunnen zijn! En zo werd de vereniging uitgedacht. Om het algemene te kunnen benadrukken werd de naam "Historische Kring Huessen".
De oprichtingsvergadering was eigenlijk een fiasco. Tot dan toe waren we met zo' n twintig personen geweest, maar op het moment suprême waren er in De Zon maar zes (later zeven) personen aanwezig. Toch besloten we door te zetten. Het was het toeval van de aanwezigheid, die zorgde voor de samenstelling van het bestuur: alle aanwezigen werden er lid van. Een goede maand later werd dit "voorlopige" bestuur ook het definitieve en dat zou het zeven jaar blijven. Om de onderdelen van de Kring gestalte te geven werd het begrip "sectie" bedacht. Op 11 juli 1975 werd de Sectie Bronneninventarisatie als eerste opgericht. Een paar weken later volgde de Sectie Archeologie. Andere secties werden bedacht, maar kwamen soms niet verder dan de bestuurstafel, zoals de Sectie Onderwijscontacten.


De eerste jaren
Toen de Kring werd opgericht, kende ik de secretaris, Henny Derksen, eigenlijk maar oppervlakkig. Maar zijn voortvarendheid zou ik snel leren kennen. Op een van de eerste vergaderingen kwam hij met een dummy voor een eigen ledenblad. Om ons over te halen er in toe te stemmen nam hij de financiering van het eerste nummer voor zijn rekening. Dat werd geheel in offset gedrukt, voor die tijd nog iets heel bijzonders. Maar dankzij penningmeester Nol Hengst en zijn contacten met de LTS kon het blad Mededelingen worden gecontinueerd met een omslag in offset en een gestencilde binnenkant. Het bleek het begin van een stormachtige groei. Het blad trok de leden aan. Toen het startte, waren er ongeveer zestig leden. Vanaf het verschijnen tot begin jaren tachtig groeide de Kring met zo'n honderd leden per jaar. EIk jaar zei voorzitter Theo Janssen, dat 'de foep er nou wel uut was", tot hij constateerde, dat hij elk jaar weer ongelijk had gehad.
Het eerste jaar was de Sectie Archeologie het meest voortvarend bezig. De sloop van de huisjes aan de Walstraat trok natuurlijk veel belangstelling. Maar toen ik op een zaterdagmiddag geïnspireerd door de ijverig gravende archeologen zelf op onderzoek uit ging, trof ik bij de familie De Koning in de Langestraat een twintigtal glasdia's uit de dertiger jaren aan: de "Huissen Revue1930". Door speurwerk van Henny Derksen kwam de hele serie originele foto' s boven water en zo kon de Kring haar eerste grote diavoorstelling houden. Tegen de 200 mensen bezochten op 30 maart 1976 de voorstelling in De Laak, waar mijn oom Tonny Janssen de dia' s becommentarieerden. Daarbij overigens ijverig gesteund door juffrouw L. Hulsman en oud-kapelaan Pelgrim, die een van de makers van de foto' s was.
Nog in het najaar van 1975 werd de Kring door burgemeester Aalders benaderd om mee te denken over de invulling van het pand Kortekerkstraat 2 (het "Huus van Bosje"). De gemeente was benaderd door de gilden met het verzoek om het pand als gildenhuis annex museum in gebruik te mogen nemen. De burgemeester vond, dat de Historische Kring daarbij niet mocht worden gepasseerd. Daarbij was een probleem, dat de verhouding tussen Kring en gilden nogal precair was. Maar goed, we zijn jaren samen bezig geweest en we hebben jaren dezelfde frustratie ervaren. Voor de Kring zou het zestien jaar duren, de gilden hebben nog altijd geen eigen onderkomen! In al die jaren passeerden meer dan twintig alternatieven. Dat op zich kan al een boek vullen, dus ik laat dat maar buiten beschouwing.
Voor de Sectie Bronneninventarisatie waren het de gouden jaren. Vanaf 1976 begonnen we de archieven in Duitsland af te stropen. Het ging er al heel snel niet meer om de zaken te inventariseren: fotokopieën konden er voor zorgen, dat de stukken in Huissen konden worden geraadpleegd. Natuurlijk was het Hauptstaatsarchiv in Dusseldorf onze voornaamste Fundgruben. Maar de grote ondernemingen van de jaren 1978-1984 voerden ons naar Freiburg im Breisgau, Koblenz, Marburg a.d. Lahn, Merseburg (DDR), Kew (GB) en Cesky Krumlow
(Tsjecho-Slowakije). en naar vele andere wat minder exotisch klinkende oorden zoals Kleef en Wezel. Ik durf gerust te beweren, dat de geschiedenis van Huissen in die periode is ontdekt.
In 1979 werd de Kring in de gelegenheid gesteld een dure activiteit te ontplooien. Drie muntverzamelaars wilden namelijk een munt uitgeven ter gelegenheid van het feit, dat apostolisch vicaris Johannes van Neercassel driehonderd jaar eerder in Huissen had gewoond. Zij betaalden de munt en een publicatie, terwijl de Kring zoveel geld toekreeg, dat we Kees Berendsen een plaquette konden laten maken in de Conventstraat. De viering op 24 september
1979 had stijl, dat is zeker!
Natuurlijk was het ook toen niet allemaal botertje tot de boom. Te denken is bijvoorbeeld aan de sloop van de Stadsherberg, waar de Kring zich tevergeefs tegen verzette. Maar in die eerste jaren werden we wel steeds enthousiaster!

De jaren 1980-1986
Leo Tonk zorgde bij gelegenheid van het vijfjarig bestaan in mei 1980 voor een bestuursdiner in het Veerhuis. Dat was eigenlijk een bekroning van een periode. Het bestuur was nog in de oorspronkelijke samenstelling, maar lang zou dat niet meer duren. De eerste scheuren werden binnen het bestuur toch wel zichtbaar. In het najaar van 1982 leidde een wat uit de hand gelopen conflict over een oorlogsartikel tot het vertrek van bestuurslid Wim Horstink. In het jaar dat volgde waren er felle discussies over de te volgen lijn bij het verwerven van
Kringbezittingen. Het leverde tenslotte een principeverklaring op, die door het Gelders Oudheidkundig Contact ten voorbeeld aan anderen werd gesteld, maar daarvoor waren de nodige woorden gewisseld. Het bestuur was eigenlijk geen vriendenclub meer.
Een enorme dreun kreeg de Kring met het bericht rond Pasen 1984, dat Henny Derksen longkanker had. Eigenlijk konden we ons de Kring zonder Henny niet goed voorstellen. Hij typte Mededelingen en als er geen kopij was, schreef hij het blad ook nog eigenhandig vol. Het ziekteproces liep snel ongunstig. Al in oktober overleed hij. Er bleef een bestuur over, dat in een bepaald opzicht stuurloos was. Iedereen wilde wel iets doen, maar de structuur ontbrak in die jaren geheel. Ruim een jaar werd Mededelingen gerund door voorzitter Theo Janssen.
Het meest krankzinnige jaar in de Kringgeschiedenis was volgens mij 1986. Aan de ene kant was het een hoogtepunt. Dankzij de goede contacten met de Klevischer Heimat und Verkehrsverein kreeg de Kring de mogelijkheid om een expositie in te richten op de Schwanenturm in Kleef. Met groot vertoon werd deze expositie "Huissen, een Kleefse stad in Nederland" met ondersteuning van de beide Huissense gilden geopend en later in het jaar met een concert van De Volharding en het Huissens Mannenkoor in de Stiftskirche gesloten. Prachtige momenten! Maar tegelijkertijd ontwikkelde zich binnen het bestuur een onoverbrugbare kloof, die in augustus 1986 leidde tot het vertrek van voorzitter Theo Janssen. Ook de inspanning van een aantal leden kon deze kloof niet dichten. Begin 1987 werd het bestuur weer aangevuld en ging verder zonder Theo. Ik mocht me nu voorzitter noemen, maar ik was het graag op een andere manier geworden.

Naar een eigen pand
Voor een deel moesten we in 1987 opnieuw beginnen. Uiteraard waren er de stabiele punten in het bestuur: Nol Hengst, die als penningmeester een rots in de branding bleef(en blijft) en Wim van Baal, bestuurslid sinds 1982 en secretaris sinds 1985. Maar er was activiteit nodig om "de tent draaiende te houden". In feite was de Kring in de loop van de jaren meer een organisatie geworden dan een vriendenclub. Een vereniging, waarvan het ledental tussen de 650 en 750
schommelt, kun je niet met zeven bestuursleden in de hand houdenn Daarom was het verheugend, dat het aantal vrijwilligers in de loop van de jaren 1987-1991 steeds meer toenam. Dat werd ook beleid. Niet alles moest binnen het bestuur geregeld worden. In 1987 kwam er een nieuwe Sectie Archeologie onder leiding van Cor Neijenhuis. Verder startte Piet Driessen met de Sectie Genealogie.
We hadden sinds 1978 van de gemeente een tweetal kamers op de bovenverdieping van het gemeentehuis ter beschikking gekregen. Later kwam daar nog een derde ruimte achter op de zolder bij. Die ruimte werd werkruimte voor de archeologen. Daar ook startte de nieuwe Sectie Heemkunde. Het moet gezegd, dat de frisse ideeën in die jaren vaak vanaf die zolder kwamen. Soms dreigde er zelfs een geheel eigen Kring te ontstaan. Maar goed: het bestuur kwam onder steeds zwaardere druk te staan van de nieuwe werkers om uit te zien naar een ander onderkomen. Nadat Piet Driessen de nodige alternatieven had bekeken, kwam tenslotte in 1990 de voormalige rectorswoning van de zusters Penitenten in beeld. De gemeente had dit pand verworven en wilde er eigenlijk wel weer van af.
Gelukkig werd een plan om het te slopen naar de prullenbak verwezen en zo kwam de Kring als mogelijke gebruiker in zicht. Er was binnen de gemeente een bedrag voor Kring en Gilden gereserveerd en de Kring zou het pand vrijwel om niet in eigendom kunnen krijgen. Financiële risico' s maakten dat in de praktijk onmogelijk. Daarom werd een andere constructie gekozen: die van huur tegen een symbolische prijs. De Kring zou dan wel een groot deel van de verbouwing in eigen beheer moeten doen. Daarvoor ontstond een bouwploeg onder leiding van
Antoon Janssen. Op die manier kon de Kring een forse eigen inbreng bieden. En zo kon op een buitengewone ledenvergadering in het najaar van 1991 het besluit genomen worden om het avontuur aan te gaan. Ik herinner me die vergadering als een buitengewoon moment van euforie. Maar er moest nog heel wat gebeuren.

Sloop, bouw en inrichting
Ik ben niet technisch aangelegd en daarom heb ik mij niet actief met de bouw van het pand bemoeid. Natuurlijk heb ik de ontwikkelingen gezien en regelmatig werd mij als voorzitter het fiat gevraagd voor wijziging of toevoeging van details aan het bouwplan. Toen we het pand in 1991 bekeken, leek het voor mij als leek heel wat. Wat ik niet wist (en een deel van de bouwploeg ook niet) was, dat in de jaren zestig heel wat zaken waren weggewerkt achter schootjes en betengeling. Maar gelukkig waren toen de meeste authentieke elementen aan het and behouden gebleven, zij het onzichtbaar. Met eindeloos geduld is de bouwploeg aan het werk gebleven en de bouw, waar ze zo'n jaar mee bezig dachten te zijn, duurde drie jaar!
Eindeloos moest ook het geduld van het bestuur zijn. We hadden op het bouwtempo geen werkelijke invloed en zo moesten we tijdelijk berusten in een situatie van volledige dakloosheid. Onze ruimten in het gemeentehuis werden immers ondertussen gesloopt. De Kringcollecties werden in een kelder opgeslagen. Evengoed moesten de leden worden voorzien van hun jaarlijkse vijftal Mededelingen, terwijl het ook de gewoonte werd daar een bijzondere
publicatie (Bijdragen) aan toe te voegen. En dat, terwijl een goede schrijver, Jan Zweers, voor drie jaar op Sint-Maarten verbleef.
Al in 1992 hadden we een inrichtingscommissie opgericht, waar ik dan wel deel van uitmaakte, maar pas in 1994 had het werkelijk zin ons bezig te gaan houden met de meubels en de museuminrichting. Van het gewone meubilair werd een heel groot deel verworven via schenking of door opkopen van meubels, die elders overbodig werden. Eigenlijk heb ik dat altijd heel leuk gevonden; die methodiek pasten we in 1976 al toe door een deel van het afgedankte bibliotheekmateriaal te kopen en nog altijd is dat gewoonte in de Kring: wie weet
waar nog iets te vinden is? Het pand is dus bijna tweedehands ingericht, maar daarom niet minder goed! Vitrines kregen we op die manier ook, maar te weinig en te gevarieerd. Daarom startte een actie om vitrines te sponsoren. De grote museumzaal kon daarmee geheel worden ingericht. Voorbeelden van vitrines en inrichting kregen we door musea elders te bezoeken.
Begin 1995 werd de knoop doorgehakt: op 8 april zou het pand worden geopend. En dat werd nog een race tegen de klok. Het mooiste voorbeeld daarvan is, dat Cor Neijenhuis nog om één uur 's middags met de inrichting bezig was, terwijl we om twee uur bij De Buitenpoort moesten zijn voor de openingsbijeenkomst. Die twee dagen waren een droom, eerst de opening en op
zondag de Open Dag. We kregen geen rust, maar die wilden we ook niet! Honderden mensen wilden snel hun nieuwsgierigheid bevredigen en konden dat ook royaal. Niets dan lof voor de bouwers en voor de tentoonstelling.

De epiloog
De eerste keer, dat ik na de openingsbijeenkomst het Kringpand heb bezocht, bedacht ik, dat we nu eigenlijk alles hadden bereikt, waar we in 1975 naar streefden. Het gaf een gevoel van tevredenheid, maar ook van het gemis van een uitdaging. Op dat moment heb ik besloten, dat het een keer welletjes moest zijn. Kring en museum moesten organisatorisch goed draaien en dan kon mijn werk erop zitten. Na zo'n climax is het moeilijk genoeg om enthousiast te blijven.
Toch heb ik kunnen merken, dat de vrijwilligers er alles aan deden om de boel goed te laten lopen. Na jaren van stilstand kwamen de secties binnen het pand weer op gang. Een groep anderen zorgde voor de openstelling van het museum op zaterdag en zondag.
Natuurlijk volgden er ook na de opening nog enkele mooie momenten. Ik denk aan de uitreiking van de Cultuurprijs en van de Stadsvernieuwingsprijs. Daarnaast is het telkens weer een feest om mensen het museum en het pand te laten zien. Zoals het ook een genoegen is de secties bezig te zien, de groei van de collecties en steeds weer de publicaties.
Ik realiseer me nu al, hoeveel ik vergeet! De excursies blijven jaarlijks terugkomen. Er zijn hele bijzondere lezingen geweest. De presentatie van het boek over de Betuwsche Stoomtram heeft in ons Kringonderkomen plaatsgevonden. De dingen schieten je zomaar te binnen, als je maar even nadenkt. Zouden de volgende 25 jaar weer zo vol zijn?