Het einde van de parochie van Malburgen (uit Mededelingen jrg. 6, nr. 3, 1981)

door DR E.SMIT en J.H.F.ZWEERS

Malburgen is in de vroege Middeleeuwen waarschijnlijk belangrijker geweest dan het naburige Huissen. De naam Malberg wijst op de aanwezigheid van een oude Frankische gerichtsplaats 1)
Het is waarschijnlijk, dat er ook reeds vroeg in de achtste of negende eeuw een kerk in Malburgen ig gekomen en het was waarschijnlijk dan ook "ein von den eltesten Kirspelen dieses Furstenthumbs Cleve"2).
Het dorp moet toen nog niet in de Betuwe hebben gelegen, maar er door een Rijnarm van gescheiden zijn geweest.
Zo althans is het te verklaren, dat de middeleeuwse Margaretha-parochie van Malburgen niet tot het dekenaat Betuwe maar tot de proosdij van Emmerik heeft behoord 3).
De oudste vermelding van de Malburgse kerk dateert uit 1309. Er werd toen een plebaan van Malbergh, Theodoricus Palmart, genoemd.
Daarmee is reeds 37 jaar vóór de oudste verrnelding van een Huissense pastoor een geestelijk bedienaar van Malburgen bekend.
Het recht van benoeming van pastoors was een voorrecht van de landsheer, de graaf, later hertog van Kleef. Deze bezat dit zogenaamde collatierecht ook in Huissen.
Daardoor zijn wij via de benoemingsregisters uit de vijftiende en zestiende eeuw uitstekend geïnformeerd over Malburgse parochieherders en kon de volgende pastoorslijst worden sarnengesteld:
1472 Gijsbertus Kock.

1472- Johannes Tielmanni Haveniet.
-1488 Johannes Duysburgh.
1488-1511 Johannes Bernardi.
1551-1551 Wilhelmus de Halderen.
1551-1572 Alardus Goemans.
1572- Petrus vander Wey
Het ziet er naar uit, dat de laatstgenoemde Petrus vander Wey de laatste pastoor van Malburgen is geweest.
Het is helaas niet bekend, wanneer hij de parochie heeft verlaten. Slechts wordt in dit kader in 1603 vermeld, dat hij uit vrije wil vertrokken was.
Wat de kerk van Malburgen betreft, is er wel verondersteld, dat deze door de Rijn zou zijn verzwolgen 5). Dit is per se onjuist.
In 1586 had de kerk als gevolg van de oorlogshandelingen in de Betuwe veel te lijden gehad. Het gebouw was "vernielt und volnae afgebroecken" , aldus pastoor vander Wey 6).
Het tufstenen gebouw stond er echter in 1618 nog steeds, maar werd nadien gesloopt waarna "de Duyfsteen na Hollandt met Samoreusen (een bepaald type schip es/jz) weg gebracht" werden 7).
Kennelijk werd het toen nog niet volledig gesloopt, want in 1725 stond er nog een muurwerk overeind 8).
Zelfs schijnt het laatste restant pas in 1824 gesloopt te zijn 9). Het zou dus mogel ijk zijn geweest de kerk van Malburgen, evenals die van Huissen na 1613 het geval was, te gebruiken voor katholieke missie—activiteiten.
Dat dit niet het het geval is geweest, moet wellicht geweten worden aan het feit, dat de parochie na 1603 geen geestelijke bedienaren meer had en aan het feit, dat de kerkelijke bezittingen van Malburgen in het bezit van leken zijn geraakt.
De eerste greep in het Malburgse bezit werd gedaan door de Huissense richter Egbert van Will en wel als volgt 10). Hij voerde bij de hertog van Kleef, de arme zwakzinnige Johann Wilhelm (1592-1609) aan, dat de laatste pastoor van Malburgen vertrokken was en de weinige parochianen in Huissen ter kerke gingen.
Hij vroeg vervolgens of de hertog de inkomsten van de Malburgse kerk wilde toekennen aan zijn zoon Arnoldus van Will om er diens studie mee te bekostigen. Hiermee stemde de hertog op 18 maart 1603 in.
Deze aanslag op het Malburgse kerkbezit was des te opmerkelijker, aangezien voor de jonge Van Will niet eens een kerkelijke, maar een bestuurlijke loopbaan was weggelegd. In 1624 was hij schepen van Huissen 11) en in 1641 burgemeester 12).
Het onroerende bezit van de Malburgse kerk lijkt intussen nog lange tijd te hebben bijgedragen tot de inkomsten van Arnold van Will.
De geërfden van Malburgen zagen dit met lede ogen aan en konden slechts bitter constateren, dat "wan die Renthen zurn profit des Kirspels Malburgen, Wie rechtens, weren aufgestiegen, so hatte man wohl davon wiederumb eine newe Kirch konnan aubauwe"13)
De roerende goederen zou het op dezelfde wijze vergaan. Zoals wij hiervoren al zagen, was de Malburgse parochie rijk aan bezittingen en was de kerk derhalve "besser gemeubliret.... als die Haupt—kirche der Stadt Huyssen" 14) .
De kerk bezat niet alleen een orgel en een aantal schilderijen, maar ook twee zilveren kandelaars en tal van kerkelijke ornamenten van goud en zilver. Al deze kostbaarheden kwamen terecht op het stadhuis van Huissen, waar ze werden opgeslagen in de zogenaamde "Malburgsche kist" . De geërfden van Malburgen, onder leiding van Jacob van Biesen, probeerden nog in 1650 om deze goederen weer in hun bezit te krijgen hetgeen hun echter niet gelukte 15).
In 1657 lag alles nog steeds in de kist, maar kort nadien liet Stephan van Herwaarden, de toenmalige Huissense richter, een en ander naar Arnhem brengen. Daar werd het door de zilversrnid Engel Bongardt gesmolten, waarna hij er een zilveren beker en schotel uit vervaardigde, die dienst zouden gaan doen als avondmaalzilver van de hervormde gemeente van Huissen.
Daarna was er nog zoveel zilver over, dat men na de verkoop nog voldoende geld over had om er onder andere een bijbel van aan te schaffen. Nog in 1682 moesten de boeken gevorderd worden van "den Ouden Will" ten behoeve van een onderzoek naar de klok van de Malburgse kerk, die inmiddels een plaats in de Huissense kerktoren had gekregen 16).
Zo kan gerust aangenomen worden, dat het niet de Rijn, maar de intussen al wel beruchte hebzucht van de Huissense zeventiende—eeuwse bestuurders is geweest, die de Malburgse kerk de doodsteek heeft toegebracht, waarbij ook de aversie jegens de Malburgse geërfden zeer zeker een grote rol gespeeld zal hebben.
NOTEN:
1)  D.P. Block, De Franken in Nederland. Haarlem, 1979, pg. 95.
2)  Zentrales Staatsarchiv Merseburg. Bestand Kleve, Mark, Ravensberg und die Niederlande (Verder te citeren ais: Z.S.M. Bestand K.M.R.N.) Rep. 34, Nr. 101, Band 1.Boek van de geërfden van Malburgen contra de stad Huissen. Tit. 56. Helaas ontbreekt de titelpagina. Verder te citeren als Z.S.M Bestand K.M.R.N Tit. 56.
3)  S.Muller Hzn. Geschiedkundige Atlas van Nederland - De kerkelijke indeling omstreeks 1550 tevens kloosterkaart I, 's-Gravenhage, 1921, pg. 450.
4)  Hauptstaatsarchiv Düsseldorf. Kleve—Mark Akten Nr. 1378-1381. Verder te citeren als: S.A.D. — K.M.A.
5)  A. J. van der Aa, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, zevende deel. Gorinchem, 1846, pg. 614.
6)  Z.S.M. Bestand K.M.R.N. Rep.34, Nr. 101, Band 1, fol. IB. Hier geldt Hetzelfde als reeds bij noot 2 werd opgemerkt.
7)  Z.S.M. Bestand K.M.R.N. Tit. 56.
8)  A.J.C. Kremer, Malburgen. In; Algemeen Nederlandsch Familieblad (1894) pp. 17-24, 69-73.
9)  R.P.F. de Beaufort en H.M. van den Berg,- De Betuwe, 's Gravenhage, 1968, pg. 295.
10) S.A.D. - K.M.A. Nr. 1381.
11) J.S. van Veen, Schepenen van Huissen. In: Algemeen Nederlandsch Familieblad jrg. 15 (1902), pp. 497-498
12) S.A.D. - K.M.A. Nr, 339.
13) Z.S.M. Bestand K.M.R.N. Tit. 56.
14) Z.S.M. Bestand K.M.R.N. Tit. 56.
15) Z.S.M. Bestand K.M.R.N. Rep. 34, Nr. 101, Band 1, fol.24.
16) H.L. Driessen, De geschiedenis van de Ned. Hervormde Gemeente te Huissen. In: BM Gelre XLIX (1949), pp. 259-266.

Malburgenkl