Hoog en droog

In de verte rukt het betonnen onkruid op. Keurig in het gelid marcheert de Rijkerswoerdse eentonigheid de Betuwe binnen. En het zal nog vele jaren duren voordat een bos op deze plaats de dreiging aan het zicht onttrekt.

Door JOOP BRONS

De Hoge Woerd. Het meest westelijke puntje van Huissen en een naam die wat dubbelop is. Maar hoog is het hier zeker. Jan Stinnissen (72) is er geboren en getogen, net als zijn vader. „Ik weet nog dat we na de oorlog terugkwamen en dat er hier een Rijnaak in de zeeg lag. Die was door het gat bij Driel de Betuwe binnengevaren. En aan het einde van het land, lagen twee kano’s aan een boom vast.” De Duitsers hielden hier droge voeten. Uit alle huizen en schuren was het hout gesloopt om er bruggetjes van te maken.
Maar eerder al hadden ook de Huissenaren de bult in het landschap al ontdekt. „Er stond hier vroeger een soort van vluchtschuur. Daar konden boeren met wat vee naar toe. De wanden waren met teer dichtgemaakt.” Jan en Ans Stinnissen wonen ver van het centrum, maar ze zijn in de loop der jaren wel van alle gemakken voorzien. „Vroeger hadden we hier een radio met een accu. Die werd opgeladen bij Vin Siepman. Maar sinds zo’n kleine veertig jaar hebben we hier ook licht.” Al heel snel daarna kwam ook de waterleiding. „Ik moest wel toen er bij het oppompen van het water op zeker moment een kikker meekwam,” lacht hij. „We hadden nog wel de luxe van een pomp binnenshuis. Zelfs in het centrum van Huissen moest iedereen toen nog de straat op. We kregen die pomp nadat we in 1932 afbrandden. Zoiets vergeet je niet. Ik was zeven jaar. Ik zat op school toen de ouwe Hent Aaldering tegen me zei: „Ollie hüs is afgebrand.” Toen ik thuis kwam was d’r al niks meer. Ik geloof zelfs dat de brandweer d’r niet eens bijgeweest is.”
Een paar honderd meter verderop is Bernd Kuster bezig de uien van het land te halen. „’t Is nou nog mooi weer hé?”. De Huissense kermis zegt hem niet meer zoveel. „We hadden hier vroeger ieder jaar buurtfeest, zo rond half oktober. Dan werd er worst gebraden voor iedereen. De jenever kostte nog maar ’n paar gulden de liter. De hele zaterdagavond feest en dan ’s mèèrs ien alle godsvroegte achter de harmonica aan naar Paterskerk. Ach, je was jong en je kon nog wat hebben. Maar op d’n duur is ’t feest verdwenen. Eerst werd het nog in De Hoeve gehouden en later nog verder. Nou helemaal niet meer.” Bij Stinnissen leeft de kermis nog wel. De fris gewassen gordijnen worden weer opgehangen. „Het is toch kermis, ook al zitten we dan ’n eind weg”, zegt Ans. De kermis was vroeger een hoogtepunt in het jaar. Nieuwe kleren werden getoond, het zomerspul ging in de mottenkist. Menige liefde is er opgebloeid tijdens het najaarsfeest, vooral tijdens het dansen op maandag (d’n èrste maken) en op dinsdag. Het woord kermis is afgeleid van kerkmis, een mis doorgaans ter viering van de naamdag van de patroonheilige van een parochie. Dat gebeurde op de zondag, zo dicht mogelijk bij die naamdag. Het spreekt bijna vanzelf dat tegen het hieruit voortvloeiende feest tijdens de reformatie fel van leer werd getrokken. Elders dan, want Huissen was en bleef een katholiek bolwerk. Huissen was immers een Kleefse enclave.
Dat had ook andere gevolgen. Zo heette het stadje vele jaren geleden een toevluchtsoord te zijn van allerlei gespuis dat zich daar veilig waande voor het Nederlands gezag. Vooral toen de welvaart in Huissen terugliep, werd de plaats de uitvalsbasis voor geboefte dat bij nacht en ontij elders zijn slag sloeg. Of háár slag sloeg. Dr. Jan Wolters heeft ooit eens beschreven hoe in 1776 een 40­jarige Huissense, Betje Wemmen, in Arnhem terecht stond voor diefstal en heling. Bovendien werd haar verweten dat ze twee Huissense meisjes op het dievenpad had gezet. Ze was al eens betrapt op het stelen van kool en suikerbonen, maar toen had ze de benen genomen. De ‘oude’ vrouw had de twee meisjes verteld dat er op de boerderij van Peter Ruul een en ander te halen viel. De boerderij was afgeloten, maar één van hen slaagde er via het varkenshok binnen te komen. Van daaruit slaagde ze er met veel moeite, via ladders en hooizolders, ook de ander binnen te laten. Eenmaal binnen pakten ze een linnen kap die met boter werd gevuld en één van de vier zilveren rijksdaalders die ze aantroffen. Ze gingen ermee naar Betje, die echter ook op kleren had gerekend. De twee dieveggen­in­opleiding keerden terug en stalen vuile kleren uit een wasmand, waarschijnlijk uit een vorm van valse bescheidenheid. De andere dag ging het duo nog een keer terug, nu voor de andere drie rijksdaalders. Ze werden uiteindelijk betrapt. Hoe, vertelt de geschiedenis niet. Ze werden veroordeeld tot acht dagen op water en brood. De historicus Wolters concludeert uit deze milde straf, dat de rechters in Arnhem wellicht bang waren door een strenge aanpak van de diefjes de boosheid op te wekken van de Pruisische koning. En daar had men in het Gelderse al meer dan eens pijnlijke ervaringen mee opgedaan.

Deze aflevering van de serie van Hel en Hemeltje over Betuwse plekjes die nog op topografische kaarten worden genoemd, verscheen Betuwse editie van De Gelderlander rond de Huissense kermis van 1998.