Bedrijfseiland
Het parkeerterrein onder aan de dijk is een zee van blik. Overal staan auto’s, zelfs op de dijk is nauwelijks een plaatsje te vinden. Het water staat een meter hoog op de veerweg: het Looveer is een tijdelijk bedrijfseiland geworden.
Door Joop Brons
Een auto met een scheepsschroef tussen de wielen. Of is het een rijdende boot? Het amfibievoertuig zorgt ervoor dat de verbinding met het centrum van Huissen in stand blijft, als was er niets aan de hand. De grijswitte Moby Dick trekt grote hekgolven langs de Looveerweg. Elk verkeersbord is hier nu belachelijk. Of het nu gaat om een waarschuwing voor overstekende fietsers of om het bord ‘Zwemwater met wisselende diepte’. De
toevoeging zwemmen op eigen risico is slechts tussen twee golven door te lezen.
De luxe lijndienst vaart/rijdt op het hele en halve uur. Het is een riante oplossing. „Wij werden vroeger met de roeiboot naar school gebracht. En je kon gerust ondeugend zijn, want ze konden je toch niet eerder naar huis sturen”, lacht Jan Leenders. „Vaak roeide Wim Martens, maar er waren meer roeiboten aan het Veer. Mijn vader zette ons als jongens ook zelf aan het roeien: vier man aan de riemen.” Jan woont niet meer aan het Looveer, maar het water blijft trekken. Iedere dag kijken, elke dag de waterstanden bijhouden. Hij is een schipperszoon en zoiets verloochent zich niet.
Na zijn schooljaren zorgde hij, samen met nog een paar andere knapen uit de buurt, ook voor de verbinding met het Looveer als het water weer eens tegen de dijk stond. „Het was heel gemoedelijk in Huissen: ik werkte bij slagerij Smulders en daar kon veel. Als er iemand naar het veer moest, dan roeide ik op en neer. Zo ging dat. En gevaar kende je niet. We, en dan praat ik over Jos Martens, Halle Leenders en ik, hebben in de winter van ’39’40 wel eens een fietser over de Rijn gezet bij zware ijsgang. Met haken duwden we de schotsen weg. Daar verdienden we mooi twee kwartjes mee, tegen anders een dubbeltje.” In datzelfde jaar hielden de ponteniers uit Dordrecht met een ijsbreker de Rijn open, om te voorkomen dat de Duitsers erover heen zouden kunnen marcheren.
Het Looveer. Het gebied is altijd een spanningsveld geweest tussen wonen en werken. Een gevecht dat langzaam maar zeker is gewonnen door de bedrijvigheid. VBI is een dominante betonreus geworden aan de boorden van de Rijn. Een saai kantorencomplex heeft mét het Veerhuis veel van de gezelligheid uit het buurtje verdreven. Op de opslagterreinen liggen stapels betonnen elementen te wachten tot er weer vervoer mogelijk is. Verder wordt het gebied bepaald door loodsen, een asfaltkraker en kranen, allemaal vanaf de dijk goed te zien. Aan de rand wordt gewerkt aan een nieuw bouwwerk. Het allerlaatste op die plaats, heeft de gemeente plechtig beloofd.
Maar ook voor de oorlog was er bedrijvigheid, zij het van een andere grootte. Er waren twee steenfabrieken: een veldoven en een ringoven. „Willem Tuil had er een zand, grind en turfhandel. Mijn oom, Bernard Leenders, was parlevinker en hij had een eigen winkel aan het veer. En dan was er natuurlijk het Veerhuis. Dat lag toen nog tegenover de plaats waar Wim Martens later zijn nieuwe Veerhuis begon.” Er is in de hele Betuwe amper een buurt te bedenken waar de oorlog meedogenlozer heeft uitgehaald. Ook Leenders weet er van mee te praten. „Dat begon eigenlijk al op 10 mei 1940. We liepen op de Veerweg toen de pont werd opgeblazen. We zagen de stukken door de lucht vliegen. Gelijktijdig werden nog een stuk of wat schepen tot zinken gebracht. Om te voorkomen dat de Duitsers ze zouden kunnen gebruiken.”
De motordekschuit van vader Leenders, de Pieternella Huissen, werd nadien van 1940 tot 1944 gebruikt als pont in Malburgen. In september werd het schip opgeblazen door de Duitsers. Die maand heeft een dikke zwarte rand gekregen in het geschiedenisboek van Huissen. Op 17 september werd het Looveer tot drie keer toe gebombardeerd, elke keer met zes vliegtuigen. Bij de eerste aanval werd een woonboot vernield: drie doden. De tweede aanval trof enkel wat koeien. De derde aanval was afschuwelijk. In de schuilkelder die werd getroffen, zaten zeventien kinderen en drie volwassenen. Allemaal vonden ze de dood. De familie Eerden verloor elf kinderen en één volwassene. Binnen enkele ogenblikken. Maar ook de familie Leenders bleef niet gespaard. „Mijn broers Henk en Tonny van 13 en 10 jaar zijn ook in die kelder omgekomen...”
Na de oorlog was het voor iedereen uithuilen en opnieuw beginnen. „Wat moest je? Het huis lag aan puin, het schip was opgeblazen en twee kinderen dood. Pa, ik en onze Wim hebben een noodwoning gehaald in ArnhemZuid en opgebouwd aan het Looveer.” De verschrikkingen hebben de innige band met het Looveer niet kunnen verbreken. „Ik ben vanmorgen weggeweest. Maar als ik terugkom, dan rijd ik over de dijk. Even kijken op de schaal. En het water was weer een paar centimeter gevallen.”
(Deze aflevering uit de serie Van Hel en Hemeltje verscheen in het najaar van 1998 in De Gelderlander. De serie beschreef plekjes en gebiedjes die met name worden genoemd op de topografische kaarten van de Betuwe.)