Bijnamen in Huissen deel 5 (Mededelingen, jaargang 42, 2017, nr. 3)
De Foef, Reintje en de Buul
Door Joop Brons
De Drol die dacht daor stao’k alleen
maar zie, daor kumt Jan Allebeen
ze gingen samen welgemoed
naar Hent van Vadje en de Hoedt.
Ze hadden *t over de Prul en *t Rad
de Lodder, de Püs, de Neus en de Pad
de Nurel, de Moks, de Pop en de Kriel
en kwamen eindelijk voorbij Jan stiel.
De Kattenslager en Jan Doek
die kwamen bij *t Zoentje om de hoek
daar bleven zij nog even staan
want de Heilige Dorus kwam daaraan.
En raad eens wie er bij hun was?
de Appelkreus en Vaz-di-as
de Poeperd, de Waggel en de Bük
die kwamen net bij de Mop üt.
Het zijn opnieuw vier coupletten uit het bijnamengedicht dat niet minder dan veertig strofen kent. Vele tientallen bijnamen passeren de revue in deze rijmelarij die vroeger veel succes oogstte op bruiloften en partijen. Veel van die bijnamen zijn verdwenen, maar enkele worden nog steeds gebruikt. In sommige gevallen bestaat de naam nog wel, maar is de ‘rechtmatige’ eigenaar al lang en breed overleden. In deze vijfde aflevering drie namen uit de horecawereld.
Hij is al meer dan 32 jaar geleden niet meer onder ons, maar de bijnaam van Eef Jeurissen (1930-1985) leeft nog volop: de Foef. Heel Huissen herinnert zich de friettent van Eef op de Markt, zo blijkt uit de talloze reacties die telkens volgen bij een publicatie over zijn kraam op de facebookpagina van Huusses Erfgoed. Hij was lid van de raad van elf van De Foekepot, de eerste carnavalsvereniging in Huissen en een enthousiast voetballiefhebber. Over de herkomst van zijn bijnaam, die exclusief voor hem was, gaan meer verhalen rond. Het meest waarschijnlijk is dat de Foef is terug te voeren op het taalgebruik van Eef. Hij stotterde nogal. Als hij z’n clientèle wilde uitleggen dat hij nog naar RKHVV moest, dan zei hij: ik ga vanmiddag naar ’t voe-voe-voetballen. Een bijnaam was geboren.
Nog een bijnaam die bij de ouderen nog leeft en die is terug te voeren op iemand die al lang geleden is overleden: Reintje. Generaties Huissenaren noemden de Gouden Engel Reintje, naar de kroegbazin Reinira Martens (1882-1967). Ze was getrouwd met Albertus Derksen. Uit dat huwelijk werd Wim (Derksen) geboren en daar begint opnieuw een punt van verwarring. Hij volgde zijn moeder op in de Gouden Engel. Heel Huissen noemde hem Wim van Rein. Die naam was zelfs zo hardnekkig dat menigeen veronderstelde dat dit zijn echte achternaam was.
De laatste bijnaam in dit nummer is de Buul. De waarschijnlijke herkomst hiervan is niet moeilijk te achterhalen. Zijn kleinzoon, Henny W.J. Derksen, schreef een lezenswaardig ‘Buuletin’ over zijn opa Wim Roelofs (1850-1927) die uitbater was van café Vogelenzang. De kroeg bevond zich aan de Bloemerstraat (tegenwoordig Vicariestraat). Roelofs was een man die niet wars was van een beetje branie, hetgeen hem de naam Buul (afgeleid van windbuil) opleverde. Via een dochter is de bijnaam uiteindelijk terecht gekomen bij de familie Lentjes, met name bij Wim de Buul. Over Willem Roelofs heeft Henny Derksen aardige anekdotes weten te vinden. Roelofs kon al vroeg goed lezen en schrijven. Hij maakte zich zelfs het Duits eigen. Om die reden werd zijn hulp vaak ingeroepen bij het schrijven en vertalen van liefdesbrieven van Huissense Duitslandgangers. Als hij er genoeg van kreeg, schrok hij er niet voor terug om schriftelijk een einde te maken aan de verkering, zonder de afzender ervan in kennis te stellen. De laatste kwam dan na verloop van tijd bij Willem Roelofs met de opmerking: Zeg, Buul… Wat zou dat toch zien? D’r köm helemaol gin brief mèr….”