Schiphol
Het buitengebied ligt er gecultiveerd bij. Waar elders de mais manshoge grenzen opwerpt, bepalen hier bolacasia’s, platanen, ligusterhagen en buxusstruiken aan tot hoever de wandelaar vrijheid van lopen heeft. Rust en welvaart lijken een hoofdrol te spelen in Bergerden, de Bemmelse enclave in Huissen.
Door Joop Brons
Bergerden meet in totaal vele honderden bunders. Het gebied is groot genoeg om, na de wandeling over de Heuvelsestraat, ook een kijkje te nemen aan de oostelijke kant van deze toekomstige glazen stad. Het is hier echter niet alles toekomstmuziek wat er speelt. Op enkele plaatsen klinkt de ouverture al: in glazen bouwwerken van drie tot vier meter hoog laten de tomatenplanten de nog groene vruchten zien.
Bergerden blijft het mistige overgangsgebied tussen Bemmel en Huissen. De bevolking kerkt, winkelt en schoolt in Huissen, maar stemt in Bemmel. En om dat nog eens te onderstrepen klept de klok van de Zandse kerk luid en duidelijk over Bergerden om de bevolking te wijzen op een dienst die op punt van beginnen staat.
Hoe dan ook, de plaatsnamen Huissen en Bemmel op borden (en brievenbussen) horen ontegenzeggelijk thuis in Bergerden. Anders ligt het met het witte bordje dat aangeeft dat de Maasroute over de Bergerdensestraat loopt. Dat werkt op de lachspieren in het gebied waar zelfs de Linge nog meer tot de verbeelding spreekt.
Bergerden ziet er keurig uit. Tuinen ogen goed verzorgd en zelfs de velden eikenbladsla en gewone sla vormen nette rechte bruine en groene rechthoeken in het landschap. Enkele koolwitjes fladderen in het warme zonnetje rond de vlinderstruiken. Echte boomgaarden zijn er in deze hoek amper. Fruit dient in dit gebied slechts ter versiering van de eigen tuin, of het nu gaat om golden delicious, handperen, kersen of vlierbessen.
Ook het vee is overduidelijk meer bedoeld als vrijetijdsbesteding dan als professie. Een pony hier, een paar schaapjes daar, links en rechts een paard grazend in een particuliere wei. Alles accentueert de welvaart die in dit stukje Bergerden al decennia heerst.
De Welvaartstraat, een doodlopende zijtak van de Bergerdensestraat, heet niet toevallig zo. Een steenrijke boer uit het westen van het land bouwde in 1930 voor zijn acht kinderen even zoveel grote woningen in Bergerden. Niet eens om zijn kroost letterlijk onder dak te krijgen, als wel om ze financieel onder de pannen te hebben. Het spreekt vanzelf dat het voor niemand moeilijk was een passende naam voor deze rijkeluisweg te vinden.
Maar in Huissen staat de Welvaartstraat vooral bekend als Schiphol: een naam die op geen bord of kaart is terug te vinden. De bijnaam heeft de straat te danken aan de ontwerper van de huizen, oudgemeentearchitect J.C. Berendsen.
Jan van Kees (zoals de ontwerper bekend stond) tekende in die tijd veel woningen in zijn woonplaats. Het was daarom niet verwonderlijk dat de Eldenaar Velgersdijk, die optrad als de zaakgelastigde van de rijke boer, hem als architect in de arm nam.
Berendsen maakte van het complex woningen een fraaie perspectieftekening. Om de fraaie prent een eigentijds karakter mee te geven, schilderde hij een vliegtuigje boven de huizen. De prent werd tentoongesteld in het Laaks Koffiehuis aan de Huismanstraat en daar zorgde de Huissense volksmond al snel voor de naam Schiphol, genoemd naar de nationale luchthaven die toen net naam begon te maken. Bovendien ligt – toeval of niet – Vliegaan pal naast Schiphol.
Geen van de acht kinderen die zo royaal bedeeld waren door hun vader is echter ooit in Bergerden gaan wonen.
Deze aflevering van beschrijvingen van topografische vlekjes die er tussen De Hel en Het Hemeltje te vinden zijn in de Betuwe verscheen op 18 augustus 1996.
De overkant
Afgelopen zondag zal het zo ongeveer de zestigste keer zijn geweest dat Sint Nicolaas in Huissen werd ingehaald aan het Looveer. Het gebruik werd ingevoerd aan het begin van de jaren dertig, toen de winkeliers hun krachten gingen bundelen. En nog steeds speelt de pont een belangrijke rol in de intocht. De varende oeververbinding doet eens per jaar dienst als aanlegplaats voor de lokale stoomboot.
Door Joop Brons
Het lijkt alsof de dag des oordeels is aangebroken. Van het ene op het andere moment wordt de hemel inktzwart. Zwermen meeuwen zorgen voor een witgespikkelde krib, die fraai contrasteert met de dreigende lucht. Zelfs de grauwe rookwolken van het Arnhemse industrieterrein steken er nog licht bij af.
Een schietwilg waarvan het bladerdek dun begint te worden, maakt het woeste rivierbeeld compleet. De Middelwaard aan de overzijde van de Rijn is geografisch opvallend te noemen.
Het zijn de overzeese gebiedsdelen van de gemeente Huissen, zoals de enkele bunders grond wel eens gekscherend worden genoemd. De overkant telt slechts enkele Huissenaren. M. Reijers is één van hen. „Ik voel me sociaal gezien vooral een inwoner van Loo. Als het kermis is en zo. Maar dat neemt niet weg dat ik vaak genoeg naar de overkant ga.” Ik moet er naar de veiling, ik kom er voor vergunningen en soms ook voor boodschappen. En als ik moet kiezen voor de gemeenteraad, dan weet ik ook best waar mijn voorkeur naar uit gaat.”
De uiterwaarden liggen er troosteloos bij. De kraaien die er vliegen dragen weinig bij aan de opfleuring van het landschap. Ook de werkzaamheden aan de oostelijke Rijndijk zijn niet opbeurend. Zwarte lappen bedekken grote delen van het grauwe groen van het talud. Zelfs de koeien die er grazen zijn zwartbont.
De Middelwaard is door een andere stroomroute van de Rijn enkele eeuwen geleden van Huissen afgesneden. Maar het contact tussen de beide oevers is nooit helemaal verbroken. Dit jaar is het precies drie eeuwen geleden dat voor het eerst sprake was van een pontveer. Kort daarna kwam er zelfs een veerhuis in De Middelwaard, op een plaats die Dorren Heuvel werd genoemd. Er bestaan tal van prachtige, soms heroïsche verhalen over de gierpont. Heel recentelijk nog werd een pontbaas van boord gehaald, omdat hij beschonken heen en weer ging. En iedere Huissenaar kent de verhalen over het losslaan van de pont, waarbij het vaartuig met stroom mee richting IJsselkop dobberde. In de tweede wereldoorlog was de pont een schakel in de ontsnappingsroute van neergeschoten piloten. Toen de Duitsers ook dreigden de profiteren van de pont, bracht een van de zonen van de veerbaasfamilie Martens het vaartuig koelbloedig tot zinken.
Ooit schijnt de pont te zijn gebruikt door een geestelijke in een geslaagde poging een spook naar de overkant te brengen. Rond de eeuwwisseling werd de hulp van de paters Dominicanen ingeroepen om de buurt tussen Bloemstraat en Struifstraat in Huisen te ontdoen van spookverschijnselen. Mensen daar zouden worden geconfronteerd met een vreemde loodzware, maar onzichtbare last op hun rug.
Een bekwame spokenjager uit het plaatselijke klooster kwam naar het geteisterde gebied. Na een langdurig gebed, slaagde hij erin de geest te vangen en hem in een doosje mee te voeren naar het Looveer. Het aanhoudende vurig bidden van de Dominicaan kon niet voorkomen dat het spook opnieuw voor problemen zorgde tijdens de overtocht op de pont. Het gewicht van de geest zou zo zwaar op de pont hebben gedrukt dat het vaartuig gevaarlijk diep in de rivier kwam te liggen. De golven klotsten al over de kleppen van de pont.
Maar toen de pater eenmaal van boord was gegaan, kwam de pont als door een wonder weer omhoog.
De geestelijke liet de geest ontsnappen op een moerassige plaats in de Middelwaard. Het griezelverhaal wil dat er sindsdien in de schemering, vanaf het Looveer, een man zonder hoofd te zien is aan de overkant.
Alleen al bij de gedachte aan dit verhaal, begint het weer te spoken in de Middelwaard. Felle windvlagen jagen dikke regendruppels uit de donkere hemel over het sombere landschap.
De aflevering over de overkant Huissen in de serie Hel en Hemeljte was begin november 1996 in de Betuwe editie van de Gelderlander te lezen.
Klein Lourdes
Het lijkt een hemelse toneelsetting. Vanuit een gouden gat in het grauwe wolkendek straalt het zonlicht in bundels op het kapelletje. Het piepkleine bedehuisje in de schijnwerper staat vol met bloemen. Hier staat het beeld van Maria van de Bloeiende Betuwe, een herinnering aan de soldaten die op deze plaats sneuvelden.
Door Joop Brons
‘Dei Parae Betua Florensis’, zegt een bordje op de kapel. Maar van een bloeiende Betuwe is de directe omgeving nog weinig te bespeuren. De krentenboom met z’n witte bloemetjes moet in z’n eentje de naam van Maria waarmaken. Een bijna onmogelijke opgave. Enkele honderden meters verderop staat een laagstam appelbongerd, maar de bloei laat ook hier nog op zich wachten.
Bijna uit het zicht grazen schapen. Speelse lammetjes huppelen tussen wat bomen die wel die uitbundige Betuwse lentetooi dragen. Het zijn kersenbomen. De rode pitvrucht heeft de Betuwe te danken aan de Romeinen, die ooit op en rond De Heuvel hebben gewoond. Lucullus, de Romeinse consul die honderd jaar voor Christus leefde, bracht de kers vanuit Klein Azië naar Rome. Zo leerden ook de Bataven, als strijdmakkers van de Romeinen, de vrucht kennen.
De bloeseming mag buiten de kapel nog niet tot volle wasdom zijn gekomen, in het gebouwtje lijkt het wel een bloemenwinkel. Drie, vier schappen vol bloeiende planten en kleurige bloemen. Droogbloemen aan de muur en slechts sporadisch een nepboeket.
Alles in de kapel ademt een devotie aan Maria. Foto’s, een rozenkrans aan de muur, een Mariabidprentje met een noveengebed. Het is een beetje Klein Lourdes.Een plastic beeldje met Lourdeswater versterkt die indruk. Zo ook de brieven en opschriften die melding maken van de steun die bezoekers hier vinden. De bloemen op de schappen kennen geen dorre blaadjes. En het is onwaarschijnlijk schoon in de kapel die midden in de weilanden staat.
Beschermvrouwe is Grada Janssen, die dagelijks een pelgrimage maakt naar de Heuvelsestraat. Haar inzet wordt breed gewaardeerd. Henny Huisman huldigde haar in zijn Surpriseshow en Benny Nijman bezong haar toewijding. Vorig jaar kreeg ze een koninklijke èn een pauselijke onderscheiding. Maar echt trots is ze op de onderscheiding van Canadese veteranen.
„Dat was een hele mooie morgen, toen we naar de kapel gingen. Er waren zelfs nog veteranen bij die op die plaats hadden gevochten. Zoiets doet je toch wat...” In de kapel hangt een brief waaruit blijkt dat het ook de Canadezen niet onberoerd heeft gelaten. „For family it has to be a comfort that for their distant son Grada Janssen allways burns that candle.”
Want datzelfde kapelletje is in feite het oudste oorlogsmonument van de Betuwe. Op zaterdag 17 augustus 1946 trok een processie van Bemmel naar de Heuvel, waar deken dr. W. Mulder de nieuw gebouwde kapel inwijdde. Ter herinnering aan de oorlogsdoden. Twee jaar geleden werd de laatste ‘processie’ gehouden, ter gelegenheid van de 50jarige bevrijding.
De kapel staat op een plaats waar hevig is gevochten. Na de evacuatie troffen de Bemmelnaren hier een luguber niemandsland aan, vol mijnenvelden, kapotgeschoten tanks en kadavers van dieren. Duitse pantserdivisies en Engelse infanteristen vochten hier hun verbeten oorlogsstrijd op vreemd grondgebied.
Van 26 september tot 4 oktober 1944 was De Heuvel een dodelijke hel, waar de grond rood gekleurd was van het bloed dat hier vloeide.
Toch is het gebiedje, een berg in het Betuws platteland, eeuwenlang een symbool van leven geweest. Volgens amateurarcheoloog A. Bredie bewijzen bodemvondsten dat De Heuvel al in de ijzertijd als woongebied heeft gediend. De hoogte beschermde de bewoners tegen de grillen van het rivierwater dat hier vlak langs moet hebben gelopen. Tot pakweg 1700 was het een woonoord, waarvan een groot deel toebehoorde aan het klooster Mariëndaal bij Arnhem. Dat verklaart de vele archeologische vondsten die hier zijn gedaan.
Maar het graven is sinds de oorlog niet meer zonder risico. De kans op een granaat is aanmerkelijk groter dan op een Bataafs souvenir.
Het verhaal over de Heuvel stond in april 1997 in de Betuwe editie van De Gelderlander. Inmiddels heeft Exodus een luisterkei bij het kapelletje geplaatst over de oorlogshandelingen in het najaar van 1944.
Alternatief genezen
Het miezert een beetje. Maar de spatjes staan in geen verhouding tot de dichte mist die dagenlang luiken voor het vergezicht heeft gehangen. Vooral op enige afstand van Angeren reikt het zicht nu kilometers ver. Namen als Ruimzicht en De Wijde Blik spreken boekdelen in de Kamervoort.
Door Joop Brons
Het ijs ligt nog op de sloten, gebarsten en afgebroken door de daling van de waterspiegel. De winter moet afschuwelijk zijn geweest voor de scholieren die de kou verbijtend op hun fiets tegen de striemende oostenwind in moesten tornen om thuis te komen. De Kamervoort biedt ze amper beschutting. En sinds het nieuwe fietspaadje is ook de gezelligheid verdwenen. De carnavalisten zeiden het afgelopen weekeinde al: naast elkaar fietsen is alleen nog mogelijk bij gehalveerde fietssturen.
De Kamervoort is een plek met een heel lange geschiedenis. Angerenkenner bij uitstek, Robert Melchels, zegt zelfs dat in de prehistorie het gebied al werd bewoond. De hier opgegraven bodemschatten lijken hem gelijk te geven.
De naam Kamervoort is afgeleid van twee elementen. ‘Voort’ komt van doorgang of een doorwaadbare plaats. En dat klopt. De hele weg van Angeren naar Bemmel ligt op een hoger gelegen stroomrug. Kamer is afgeleid van Camere, wat zoveel wil zeggen als voorzien van een gewelf, of van een stookplaats, of van een gevangeniscel. Boerderij Kamervoort heeft ze alle drie.
De boerderij ligt niet eens aan de naar haar genoemde straat, maar aan de Rietkampseweg. Vooraan een lange oprijlaan staan twee smeedijzeren hekken, waarop de naam Kamervoort te lezen is. Het markante gebouw is kolossaal en vooral hoog. Het is onmiskenbaar dat het royale huis in een grijs verleden door iemand met veel geld moet zijn gebouwd. Intussen is het de oudste woning van het dorp: in 1776 werd de hofstede al genoemd in een acte. De oorlog, die ook in Angeren verwoestend heeft uitgehaald, heeft ‘gelukkig’ alleen het achterhuis vernield.
Het verhaal gaat dat de boerderij via een onderaardse gang was verbonden met de Rietkamp, een buurman. Een echt bewijs daarvoor is nooit geleverd.
Kamervoort wordt al drie generaties door de familie Emmerzaal bewoond.
Grootvader Bram Emmerzaal was raadslid en wethouder. Dat laatste was opvallend, omdat hij in de gemeenteraad kwam namens het protestantschristelijke bevolkingsdeel in een samenleving die vrijwel uitsluitend uit katholieken bestond.
Maar er is meer dat Kamervoort tot een fenomeen maakt. Onder de oude boerderij bevinden zich gewelven, die nu nog slechts worden gebruikt voor de opslag van wat wijn. In deze ruimte bevindt zich een sinister hol, een pikdonkere cel. Door een vierkant gaatje in de decimeters dikke muur, vallen indirect wat verloren lichtstraaltjes langs twee tralies. Het kan niet missen, dit moet een gevangeniscel zijn. De deur, die het hol vroeger heeft afgesloten, is nu in gebruik als kastdeur. De schuif waardoor het voedsel naar binnen werd gegooid (?) is nog te zien.
De cel werd heel lang geleden gebruikt om geestelijk gehandicapte kinderen in op te sluiten. Bij gebrek aan voorzieningen zoals die vandaag bestaan, namen mensen uit de stad hun toevlucht tot dit soort macabere oplossingen. En daar werd dan ook nog eens flink voor betaald. Maar ongetwijfeld zullen ook dronken landarbeiders en het echte geteisem eens tegen de verkeerde kant van de deur hebben aangekeken.
Het was destijds nog niet best gesteld met de geneeskunst. Vorige eeuw was daar andermaal een voorbeeld van te vinden op Kamervoort. Er heerste hondsdolheid en ook op de boerderij was iemand met deze fatale ziekte besmet.
Uit hevige angst om aangevallen te worden en ook deze gevreesde ziekte op te lopen, besloot een andere bewoner de hondsdolle man het ultieme medicijn toe te dienen: de man werd gesmoord met een kussen. Het besmettingsgevaar was daarmee inderdaad geweken...
Deze aflevering van Hel en Hemeltje stond in januari 1997 in De Gelderlander.
Bloedige degenmoord
De doorkomende zon vaagt kort de kleurnuances weg. Rimpels blinken op het diepzwarte water. Aan de rand van de schitterende kolk zit een aalscholver op een boomstronk. Even strekt hij zijn nek en dan vliegt hij traag klapwiekend laag over het water weg. Achterblijvers zijn er in overvloed aan de waterkant.
In de talloze bomen zingt het groot vogelkoor het hoogste lied.
Door Joop Brons
De natuur in het Huissense Holthuizen kent twee gezichten. Aan de ene kant de wilde pracht van uitbottende bomen aan de rand van het water, ongeregeld struikgewas tegen het dijktalud en panoramaachtige doorkijkjes over de weilanden. Anderzijds wordt de natuur duidelijk gestuurd door de mens.
Gemaaide plantsoenen aan de Zilverkamprand. Weilanden waarin witte banden de paarden binnen en zilverachtig prikkeldraad nieuwsgierigen buiten moeten houden. En de kolk zelf is het heiligdom van het hengelend deel van de Arnhemse politie. Nieuw aangebracht prikkeldraad en pas geplante doornstruiken zijn de aangepaste dienstwapens tegen de zwartvissers.
En de mens speelt een steeds belangrijker rol in het parkachtige natuurgebied. De boompjes die nu her en der worden geplant, zijn nog maar een klein voorschot op het grote Stuitbos, dat over enkele jaren hier moet beginnen. Op dit moment is Holthuizen vooral het toneel voor ruiters en paarden, zo vertelt een grote buitenbak met schijnwerpers. Aan de Arnhemse kant van de dijk ligt een groots opgezet plantsoen. Park Immerloo, een uitgaanscentrum voor de stedelijke stoeppoepertjes.
De herkomst van de naam Holthuizen is niet helemaal duidelijk. Een bord van het Polderdisctrict Betuwe zegt dat Holthuizen wijst op het houtgewas dat hier al eeuwenlang welig tiert. De dijk zou in 1727 al zo dicht begroeid zijn met essen, iepen, wilgen en heggen dat naulijkcx son of wint daer over kon schijnen of waijen. Ook de Historische Kring Huessen houdt die mogelijkheid open. Een andere optie is de Middelnederlandse benaming Holthuus, wat simpelweg houtschuur betekent. De derde variant die wordt genoemd is vernoeming naar de Kleefse leenman die al in 1392 wordt genoemd: Arnd van Holthusen.
In die periode was er nog geen sprake van een kolk. Dat water is pas ontstaan bij de dijkdoorbraak in de nacht van 11 op 12 januari 1651. Eerst spoelde de monsterlijk gezwollen Rijn de Malburgse dijk weg en vervolgens brak het water door de Holthuizerdijk. De Betuwe veranderde op slag in een grote zee. Arnhemmers kwamen de gedupeerden in het verdronken gebied te hulp met brood, kaas, kaarsen en lampenolie. Een watersnoodsteen in Culemborg wijst ook nu nog aan hoe hoog het water in 1651 in de Betuwe heeft gestaan.
Het herstel van de dijk liet lang op zich wachten. Huissen vond het allemaal wel goed, omdat het water uiteindelijk toch van het Kleefse gebied wegstroomde.
De rechter moest er zelfs aan te pas komen. Uiteindelijk duurde het tot het najaar van 1651 voordat een aannemer voor zesduizend gulden bereid was de dijk weer waterdicht te maken.
Anno 1997 is het een wat vreemd gezicht: een dijk die als een grens tussen Huissen en het volgebouwde Arnhem loopt. Een waterkering met duizenden woningen tussen Rijn en dijk. Sinds 1977 is er dan ook geen sprake meer van een bandijk.
Holthuizen heeft nog meer geschiedenis, zo heeft de Historische Kring Huessen uitgevonden. In 1795 speelde zich op Groot Holthuizen (de plaats waar de huidige boerderij staat) een bloederig drama af. Kroatische soldaten uit het Pruisische leger, die Huissen tegen de oprukkende Fransen moesten verdedigen, sloegen bij de komst van de vijand aan het plunderen.
Op 10 januari 1795 om ongeveer tien uur ’s avonds, drongen vijf Kroaten binnen bij de broers Derk en Peter Brands. Zij eisten geld en horloges van deze bewoners van Groot Holthuizen. Toen de broers aangaven geen horloges te hebben, sloegen de soldaten wild met hun degens om zich heen. Derk probeerde de slagen met een opgeheven arm af te weren, maar het gruwelijke gevolg was dat arm en hoofd in één hauw werden afgeslagen. Zijn broer Peter, ernstig aan zijn gezicht gewond, moest machteloos toezien hoe Derk werd afgeslacht. Hij overleefde de overval dankzij de geneeskunsten van de Huissense chirurgijn Budding. De rovers gingen er met vijfhonderd gulden vandoor, zonder ooit nog gepakt te worden.
Holthuizen kwam in de serie Hel Hemeltje (verschenen in de Gelderlander) in april 1997 aan bod.
Valeriaan
Het gebied is zo Betuws als maar mogelijk is. Peppels, bieten en mais bepalen het gezicht. En niet te vergeten grote knalrode kersen: morellen. Ze zijn op deze warme, winderige julidag nog net niet helemaal rijp, maar ze kleuren al prachtig tussen het diepe groen. De netten moeten nog over de bomen worden gehangen, maar dat meevallertje is de spreeuwen tot op heden ontgaan.
Door Joop Brons
De berm van de Kattenleger in Bemmel is nagenoeg volledig kaalgeslagen.
Machinaal is het in het wild groeiende gewas neergesabeld. Kennelijk met als enig doel de weg aantrekkelijk te houden voor de Betuwse Jos Verstappens in Bemmel en Elst: de automobilisten die het Bredelaarscircuit regelmatig afwisselen voor de racebaan die Katteleger heet. Het geelbruine restant van de berm (vluchtstrook?) bevat behalve stoppels weinig meer dan een colablikje en wat ander afval.
Toch is er gelukkig nog wel wat kleurigs te ontdekken aan de slootkant. De paarse voederwikke is zo’n voorbeeld of het gele St. Janskruid. Dat laatste, ook bekend als Hypericum, heeft een geneeskrachtige werking, evenals de rustgevende Valeriaan. De witrose bloeiende, riekende valeriaan komt veel voor in de sloot langs deze weg. Het verhaal wil dat deze bloem aantrekkingskracht uitoefent op katten. Maar degene die meent dat de straat dáár zijn naam aan ontleent, slaat de plank faliekant mis.
In de straat laat zich geen kat zien. Maar dat zou ook veroorzaakt kunnen worden door de twee woest blaffende bouviers, halverwege. De honden maken zo’n angstaanjagende herrie dat, het hek ten spijt, medelijden op z’n plaats is voor de krantenbezorger en de brievenbesteller die hier dagelijks spitsroeden moeten lopen.
De kat, waarop in de naamgeving wordt gedoeld, heeft een andere betekenis.
Het is een vingerwijzing naar de Catti, een Duitse stam. Uit deze stam zijn de bij ons beter bekende Bataven afkomstig. Ze zouden zich na een binnenlands oproer hebben afgescheiden van de Catti.
Deze allereerste bewoners van de Betuwe zouden bij Angeren de Rijn zijn overgestoken. Geschiedkundige Jan Wolters houdt dat voor heel goed mogelijk. De Rijn moet daar destijds zo weinig water hebben bevat, dat de historische ontdekkingsreizigers te voet de rivier konden passeren. Bekend is dat De Heuvel een Bataafse nederzetting van betekenis is geweest. Enkele honderden meters verderop ligt de Kattenleger. Wat is dan logischer dan te veronderstellen dat de eeuwenoude naam daaraan is ontleend?
Geen gehucht zonder gerucht, geen straat zonder verhaal. Dat geldt zeker voor de Kattenleger. In het meer recente verleden schreef deze buurt ook geschiedenis, zij het van criminele aard. Maandag 12 juli 1982 verdween een 15jarig meisje uit Arnhem spoorloos. Twee dagen lang zocht de politie vergeefs naar sporen van Ingrid die in Bemmel op Klein Baal kersen wilde gaan kopen.
Op 14 juli werd het meisje gevonden. Vermoord. Ze lag naast een greppel langs de Kattenleger. Drie dagen later was de moord opgelost. Ingrid had een lekke band gekregen en had in de buurt aangebeld. Haar verzoek om hulp werd haar noodlottig: ze werd door de zoon des huizes misbruikt, gewurgd en verborgen in de slaapkamer. Hij besloot enkele dagen later haar lichaam op een gestolen motor naar elders te vervoeren. Die poging mislukte. Het dode meisje werd achtergelaten bij de greppel.
De moord. Een pikzwarte bladzijde uit het geschiedenisboek van deze weg.
De Kattenleger: een slootkant vol valeriaan staat nog niet garant voor een rustig buurtje.
Deze aflevering in de serie Hel en Hemeltje verscheen op 19 augustus 1996. De serie verscheen tussen ’96 en ’98 in de Betuwe-editie van de Gelderlander.