Het ontstaan van de Nederlands Hervormde Gemeente van Huissen 1603 - 1613
Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 4
In het algemeen kan men zeggen, dat het ontstaan en de handhaving van protestante kernen in de zestiende en zeventiende eeuw nauw samenhing met de politieke toestand van een gebied. Al kort na het optreden van Luther waren het de vorsten, die de verdediging of bestrijding van de nieuwe leer ter hand namen. Sinds de godsdienstvrede van Augsburg van 1555 was het "cuis regio, illius et religioit" (wiens lands, diens godsdienst) algemeen aanvaard (1) Ook in het hertogdom Kleef lag de zaak niet anders. Ja, daar hanteerden de hertogen al lang het beginsel "Dux Cliviae est papa in terris suis" (De hertog van Kleef is paus in zijn landen)d.w.z. zij kenden zichzelf flinke invloed op de kerk toe. De hertogen Johan III (1521-1539) en Willem (1539 - 1592) stonden niet onsympathiek tegenover het Lutheranisme, al bleven zij officieel katholiek (2), Aan hun vrijheid van handelen kwam echter een einde toen hertog Willem in 1543 een vernederende knieval moest maken voor keizer Karel V. Hij moest daarbij beloven de katholieke godsdienst in zijn landen te bewaren en alle vernieuwingen te onderdrukken (3). De jaren, die volgden en
Hertog Willem et name ook de beginjaren van de Nederlandse opstand (1566-1581) , waarin de Spanjaarden de vlucht van protestante rebellen naar het Kleefse wilden verhinderen, waren voor de reformatie in het land van Kleef niet gunstig. Ook ten tijde van de zwakzinnige hertog Johan Willem (1592- 1609) veranderde dat niet, omdat de katholieke partij onder de in feite regerende Kleefse raden de sterkste was. Toch kreeg met name het calvinisme in het hertogdom Kleef vaste voet in de late zestiende eeuw.Deels tegen de verdrukking in, deels oogluikend toegestaan; ontwikkelden zich in de Kleefse steden en dorpen grotere en kleinere calvinistische of - zoals men het noemde - gereformeerde gemeenten. Ook in Huissen was dat het geval. Er waren daar in het begin van de zeventiende eeuw niet alleen gereformeerden, maar ook lutheranen en doopsgezinden (5). Over de eerste groep is verder niets bekend, van de laatste wordt vermeld, dat zij spoedig naar het calvinisme overging (6).Wat betreft de gereformeerden, er is in 1603 voor het eerst sprake van een gereformeerde gemeente te Huissen, deel uitmakend van de classis Wezel (7) Erg georganiseerd was die gemeente nog niet, in elk geval was er geen eigen predikante De gemeenteleden lieten af en toe een dominee uit Arnhem komen om de predikatie te houden. Men kwam dan in het geheim in een particulier huis bijeen (8). voorzichtigheid was geboden niet alleen ten opzichte van de overheid, maar met name tegenover de plaatselijke katholieken. Van zeer nabij ooggetuige van de wijze, waarop sinds 1579 Gelderland vaak met geweld geprotestantiseerd was, waren de Huissense katholieken alert op het behoud van hun kerk. Het feit, dat heel wat Gelderse priesters als vluchtelingen in het Kleefse stadje waren beland, zal daar niet weinig toe hebben bijgedragen (9) Een belangrijke wending in de zaak bracht de dood van de laatste Kleefse hertog Johan Willem op 25 maart 1609. Van de vele pretendenten voor de rijke erfenis handelden er drie zeer snel Dat waren de (katholieke) Duitse keizer en de lutherse vorsten Wolfgang Wilhelm van Pfalz-Neuburg en Johann Sigismund van Brandenburg. Wolfgang Wilhelm hield zich sinds 6 april in de buurt van Düsseldorf op. Johann Sigismund had via de Kleefse Landstände steun in het noorden (Kleef en Mark) en zond spoedig zijn broer Ernst van Brandenburg als stadhouder naar Kleef. Even dreigde een conflict tussen deze beiden, maar spoedig zagen zij in, dat dit de keizer in de kaart zou spelen en kwamen zij tot een compromis, het Verdrag van Dortmund van 10 juni 1609. Op 16 juni 1609 trokken Wolfgang Wilhelm van Pfalz-Neuburg en Ernst van Brandenburg als possiderende vorsten van Kleefs Gulik en Berg de stad Düsseldorf binnen. Aldus waren twee lutherse vorsten in het bezit van de Kleefse erfenis.Dat betekende intussen niet, dat het lutheranisme had gezegevierd. De possiderenden (d. i. bezitnemenden) moesten om zich te handhaven steun hebben van de Landstände en deze waren in zowel Kleef-Mark als in Gulik-Berg katholiek. Bovendien hadden zij tegenover de keizer de steun nodig van de katholieke koning Hendrik IV van Frankrijk. Daarom beloofden de possiderende vorsten in een proclamatie van 14 juni 1609 de handhaving van het katholicisme, maar tevens het toestaan van "die andere christliche Religion"Niemand zou, zo beloofde de proclamatie "in geweten of uitoefening van zijn geloof gehinderd worden" (11). Een welhaast ongehoord tolerant geluid in die dagen. Er heerste in het Kleefse aldus een vrijwel volledige godsdienstvrijheid.In Huissen was de proclamatie van 14 juni spoedig bekend. De gereformeerde gemeente kon nu eindelijk ongehinderd optreden, zo dacht men.
Er werd dan ook direct weer een Arnhemse predikant uitgenodigd en op zondag, 26 juli kwam niemand minder dan Johannes Fontanus naar Huissen.Fontanus (1545-1615) was de predikant, die in samenwerking met Jan van Nassau in de jaren de overname van de kerken in Arnhem en op vele andere plaatsen in Gelderland door de protestanten had doorgezet.Bepaald niet een man om de
Huissense katholieken, die op de afloop van de zaak niet zo gerust waren, op hun gemak te stellen. De magistraat reageerde dan ook onmiddellijk. Zij liet Fontanus aan de Arnhemse Poort oppakken en naar het stadhuis brengen. Daar begon een verhoor om de bedoelingen van de predikant te achterhalen. Het bericht van Fontanus aanwezigheid ging als een lopend vuurtje door de stad en spoedig had zich voor het stadhuis een woedende menigte katholieke Huissenaren verzameld, waarvan enigen gewapend met knuppels en degens het gebouw binnendrongen. Aan de magistraat werd de vraag gesteld of men de kerel onmiddellijk de stad uit zou jagen. Als de magistraat daartoe niet bereid was, zouden zij zo werd gedreigd, Fontanus ter plaatse dood slaan. Het lukte de magistraat de oproerkraaiers het stadhuis uit te krijgen, maar nu ging de menigte gewapend naar het huis, waar de protestanten verzameld waren in afwachting van hun predikant. Daar werd met groot kabaal opgetreden. Ook hier werd met moord en doodslag gedreigd: "Ja, ja , schlag todt, In feite bleef het bij het ingooien van wat ruiten en vielen er ditmaal geen slachtoffers. Toen het na verloop van tijd wat rustiger was geworden, dienden de Huissense gereformeerden een fel protest in tegen de handelwijze van magistraat en bevolking bij de Kleefse regering. Zij wezen er vooral op, dat het oppakken van Fontanus strijdig was met de proclamatie van de possiderende vorsten van 14 juni. Veel succes hadden zij niet. De Kleefse regering was in meerderheid katholiek en had kennelijk wel begrip voor het optreden. De magistraat werd wel herinnerd aan de plicht de predikatie in goede orde toe te staan, maar daar bleef het bij. Van bestraffing van de raddraaiers was geen sprake (12 ) Toch begon het er voor de protestanten in het
Kleefse steeds beter uit te zien. Een edict van 30 september 1609 versterkte de plicht tot tolerantie op godsdienstig gebied. Vervolgens ging stadhouder Ernst van Brandenburg op 27 mei 1610 in de slotkerk van Düsseldorf over tot het calvinisme (13) .Het werd nu ook tijd de kerk in het Kleefse te organiseren. Daartoe kwam in 1610 in Duisburg de eerste algemene synode bij elkaar. Voor ons is van belang; dat daar de Classis Kleef ontstond , die zestien gemeenten omvatte. De Huissense gemeente was kennelijk nog niet zover georganiseerd, dat ze al deel uitmaakte van de Classis (14) .Lang duurde dat niet. In het voorjaar van 1611 werd de eerste predikant te Huissen beroepene Het was Petrus Wassenberg, die vanaf 1608 predikant in Velp en Rheden was geweest (15) Wassenberg had daar een slechte tijd achter de rug. Het woonhuis te Velp was bouwvallig en ook de omgang met de gemeente liet te wensen over (16). Misschien was dat de reden, dat hij het beroep naar het op zich weinig aantrekkelijke Huissen aannam. Hij trof er een gemeente aan van 15 of 16 leden, zonder kerk en met een voortdurend gebrek aan geld, Hoe dan ook, door de komst van Wassenberg had Huissen een volwaardige gereformeerde gemeente, die dan ook op 24 mei 1611 tot de Classis Kleef werd toegelaten (17) Uit de acta van de Classis weten we ook namen van Huissense ouderlingen uit de beginjaren: Johan Hemerich (1611) , Zegerwolt Reiners (1611)} Johan van Oosterbeeck (1612) en Evert van Wees (1612) De Classis moest enige malen geld verschaffen om de Huissense gemeente in staat te stellen het hoofd boven water te houden, Nieuwe onenigheden met de katholieken vonden plaats in de zomer van 1611. Petrus Wassenberg was voor dringende zaken buiten Huissen en daarom vroegen de Huissense gereformeerden weer om een Arnhemse predikant. Het is helaas niet duidelijk wie er ditmaal kwam. In elk geval kwam op zondag, 24 juli 1611 weer een Arnhemse predikant naar Huissen. Om beter voorbereid te zijn op problemen dan Fontanus twee jaar eerder had hij wat aanhang meegebracht. Ook zijn gedrag te Huissen vroeg om moeilijkheden. Op straat reeds werden de katholieken uit gescholden en bespot, maar het toppunt was wei, dat de predikant in een venster ging staan om de toegestroomde menigte toe te spreken. Hij eiste, dat de katholieken de stadskerk op het koor na zouden ontruimen en aan de protestanten overdragen. Dat hierop hevige beroering ontstond onder de katholieke toehoorders was geen wonder. Spoedig was er een hevige vechtpartij tussen de beide geloofsgroepen aan de gang. Natuurlijk lukte het de protestanten door hun geringer getal niet om de kerk te bereiken. Toen het tumult van de strijd wat geluwd was, kwam de magistraat met de drost Johan van Wittenhorst bijeen. In een protest aan de Kleefse raden schilderden zij het optreden van de Arnhemmer ais een onaanvaardbare vernieuwingspoging en een inbreuk op de eeuwenoude stadsrechten. Blijkens berichten van de Kleefse regering van 26 en 29 juli was men het daar eigenlijk we! mee eens, maar de possiderende vorsten dachten er uiteraard anders over. Het optreden van een vreemde predikant, schreven zij op 30 juli aan drost, richter en magistraat, kon toch niet als godsdienstvernieuwing worden beschouwd. Zij dreigden streng te zullen straffen als de Huissense protestanten niet ongestoord hun godsdienst zouden kunnen uitoefenen (18). Nu, daar was voorlopig in Huissen geen kans op. Daar werden de conflicten eerder heviger. Het jaar 1612 werd weer een roerig jaar. Het begon met eert gevecht op de 'dijk tussen Huissen en Arnhem. Daar werd een gereformeerde burger van Huissen door een katholiek
aangevallen. Slechts het optreden van de anderen, die er bij waren, kon verhinderen; dat de protestant gedood werd. In Kleef, waar het protest terecht kwam, waren het weer de oude Kleefse raden, die een opdracht aan de Huissense magistraat moedwillig saboteerden. Zo werd ook nu weer niet opgetreden. Wellicht hierdoor overmoedig geworden gingen de katholieken nog verder. Zij joegen een bijeenkomst van gereformeerden uiteen. De oude Kleefse raden verhinderden weer een bestraffing. Toen er weer een dominee uit Arnhem zou komen, hield de magistraat de poorten van de stad gesloten. Protesten naar Kleef hielpen weer niets. Zelfs drost Van Wittenhorst ging dit te ver. Hij probeerde de magistraat zover te krijgen, dat deze met de raden van de possiderende vorsten contact op zou nemen, maar daarop ontstond een volksoploop, waarin werd uitgeroepen dat men slechts de oude Kleefse raden zou erkennen. Het was een wonder, dat het in Huissen niet op een bloedbad was uitgedraaid, zo verzuchtte men in Brandenburgse kring (19). In elk geval was het predikant Wassenberg allemaal kennelijk teveel. Hij nam in het najaar van 1612 een beroep aan uit Poortugaal bij Rotterdam en vertrok uit Huissen (20). Zijn opvolger was Johannes de Noy. Het jaar 1613 was een keerpunt ten gunste van de protestanten. Regelmatig hadden zij zich nu tevergeefs beklaagd bij de magistraat. Zij hadden niet meer, zoals in 1611 , de eis om een deel van de kerk te krijgen, maar vroegen wel om een veilige plaats om hun godsdienstoefeningen te houden. Ais zodanig dachten ze aan ruimte in het stadhuis. Daar was natuurlijk weinig kans op. Het ingrijpen van het Brandenburgse garnizoen, dat op de burcht gelegerd was, maakte tenslotte een eind aan de nood. De gewapende macht brak het raadhuis open en dwong de magistraat toe te geven. Vanaf dat moment konden de Huissense protestanten veilig hun godsdienstoefeningen houden (21) Toen op 25 december 1613 keurvorst Johann Sigismund van Brandenburg overging tot het calvinisme en deze op 2 november 1614 het land van Kleef als enige heerser kreeg, leek de wind voor de Huissense protestanten definitief uit de goede hoek te waaien (22). Toch lukte het hun niet brede aanhang onder de bevolking te krijgen. Dat was mede een gevolg van het feit, dat juist in die jaren het katholicisme in Huissen opbloeide. Maar daarover later meer.
DR E. SMIT
NOTEN:
1) O. Thulin, Illustrated History of the Reformation, Leipzig 1967, p. 22.
2) G. Hôvelmann, Niederrheinische Kirchengeschichtes Kevelaer 1965 pp. 89-94.
3) F. Char, Geschichte des Herzogthums Cleves, Cieve/Leipzig 1845, p. 167.
4) H. Schmidt, Pfa!z-Neuburgs Sprung zum Niederrhein, Wolfgang Wilhelm von Pfalz-Neuburg und der Jülich-Klevische Erbfolgestreit. In: Wittelsbach und Bayern II / 1, München-Zürich 1980, pp. 77-89.
5) Rijksarchief in Utrecht, Archief van de Oud-Bisschoppelijke Clerezie inv. no. 283.
6) W. Petri, Sitzungsberiche der Convente der reformierten Klever Classis von 1611 bis 1670. Düsseldorf 1971, p. 11.
7) D. E, Simons, Die Akten der Synoden und Quartierskonsistorien in Jülich,b Cleve und Berg, Neuwied 1909, p, 619.
8) Hauptstaatsarchiv Düsseldorf- Jülich Berg lI Nr. 5190.
9) E.J.Th.A.M.A. Smit, Neercassel, Huissen en de Hollandse Zending, Huissen 1979, p. 16.
10) H, Schmidt, a.w., p. 85.
11) J. V. Bredt, Die Verfassung der reformierten Kirche in Cleve-Jülich- Berg- Mark, Neukirchen 1938, p. 284.
12) S.A.D.- Jülich Berg II Nr. 5190.
13) J.V. Bredt, a.w., p.284
14) Aldaar, p. 180.
15) Rijksarchief in Gelderland- Archief van de Classis van Over-Veluwe no. 1 .
16) R.A .G. Archief Hof van Gelderland no. 21.
(17)W. Petri, a.w., pp. 9-12.
18) Zentraies Staatsarchiv der De D Dienststelle Merseburg - Bestand Kieve, Marks Ravensberg und Niederlande Rep. 34 Nr. 101 Band 1.
19) S.A.D.- Kleve Markt Akten 121.
20) W.A. Petri, a.w., p. 22.
21) S.A.D. - Kleve Mark Akten 1122.
22) H. Schmidt, a.w. p. 87.
Meest onderdanige Rederijkers
Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 3
In het vorige nummer reproduceerden wij op pag. 67 de afdruk van het stempel van de Rederijkerskamer Huisen" (met één s) . De stempelafdruk komt voor op een brief van secretaris Wijking aan b. en w. dd. 12 september 1883. Deze brief is om twee redenen interessant Eerstens omdat hij aan het slot een stempelafdruk bevat van het gezelschap, dat zich zowel "Rederijkerskamer Huissen" ais "Vereeniging Oefening Kweekt Kennis" noemde en deze namen ook door elkaar gebruikte; tweedens wegens de overdreven onderdanige toon, waarin de brief gesteld. Is. Curiositeitshalve drukken wij hier de brief in extenso af. |
"geeft met verschuldigden eerbied te kennen: de Vereeniging "Oefening kweekt Kennis" te Huisen; "dat zij, behoudens goedkeuring van den EdelAchtbaren Heer Burgemeesters op een zondagavond in laatst der maand Oktober, of dááromtrent, eene tooneelvoorstelling zoude wenschen te geven; "dat zij, om ook de minder gegoede ingezetenen, weer eens in de gelegenheid te stellen , eene voorstelling bij te wonen tegen eene billijke entreeprijs (2e rang) deze voorstelng ditmaal gaarne in de localiteit van School no. I zoude wenschen te houden; "dat zij derhalve UEdAchtbr eerbiedig verzoekt, de Vereeniging te willen vergunnen, om op voormelde datum (nader vast te stellen) in gezegd lokaal, een degelijk tooneelstuk, benevens eenige comische voordrachten, te mogen opvoeren; zullende zij een en ander gaarne ter beoordeeling ter Uwer inzage geven, bijaldien zulks mocht worden verlangd !
Dat zij aangaande het te houden bufet, de meest gewenschte maatregelen zal nemen, en des zaturdags nà schooltijd met et opbouwen van 't tooneel aanvangende, zal zorgdragen, dat des Maandags morgenst vóór schooltijd$ de locatiteit wederom in behoorlijken toestand is gebracht
Mocht, onwetend door haar niet den juisten weg ter bekoming der gewenschte vergunning zijn ingeslagen, zoo verzoekt zij UEA. beleefdelijk, der Vereeniging wel den vorm te willen doen kennen, waarin een dergelijk eerbiedig verzoek behoort te worden gedaan!
Terwijl dus in de aanhef sprake is van de Vereeniging "Oefening kweekt Kennis" besluit de secretaris het schrijven "Namens 't Bestuur der Red: Kamer terwijl de Rederijkerskamer in het geheel niet "voornoemd" is. Overigens zal het opvallen, dat voor de plaatsnaam "Huisen" in het midden van het sternpel gebruik is gemaakt van het stempel in het brievehoofd en wel door de naam "Rederijkerskamer" af te dekken. Met School no. I wordt bedoeld de openbare (gemeente-) school aan de Langestraat Schooi no. II was de latere "lering" aan de Bloemerstraat (Vicariestraat) hoek Kerkplein,.
H.W.J.D.
De eerste kerk van Huissen-Zand (1)
Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 3
In "Mededelingen" 3e jaargang nr. 2, wordt op pagina 87 in kort bestek de vooroorlogse kerk van Huissen-Zand ter sprake gebrachte Dit gebedshuis heeft slechts korte tijd bestaan, namelijk van 1925/1926 tot 1944. Eind september van dat jaar werd het door oorlogshandelingen verwoest. Ondanks het feit, dat de kerk al bijna veertig jaar geleden te gronde is gegaan zijn er voldoende foto's en bouwtekeningen van bewaard, om er een vrij vo!ledige voorstelling van te kunnen vormen en er een uitgebreide beschouwing aan te kunnen wijden.
Bouwpastoor van deze kerk was kapelaan A.A. van Wijk uit Bemmel. Hij werd al op 6 september 1922 als zodanig benoemd. Voor de bouw van de kerk trad hij in contact met architect Wolter te Riele Gzn. (1867-1937) die destijds in Utrecht woonachtig was. Hij was de enige zoon van de Deventer architect (aanvankelijk timmerman) Gerhardus te Riele Wzn. (1833-1911) Laatstgenoemde heeft o.a. de in de jaren 1890-1891 gebouwde "zusterskapel" aan de Langekerkstraat te Huissen-Stad ontworpen 1). Waarom de keuze van kapelaan Van Wijk op Wolter te Riele is gevallen is niet bekend. Wel is er een aantal feiten te noemen, die voor van belang kunnen zijn geweest, misschien zelfs van doorslaggevend belang.
Op de eerste plaats was te Riele in die jaren één van de bekendste katholieke kerkarchitecten. Hij onderhield toen veelvuldige contacten 2) met de clerus
Ook is het moge! ijk, dat bouwpastoor en architect elkaar op een andere manier hebben leren kennen. De pastoor van Huissen-Stads H.B. Bodifée, was evenals Wolter te Riele in Deventer geboren. Misschien heeft hij wel de eerste contacten tot stand gebracht, temeer waar de bouwpastoor woonachtig was in de pastorie van Huissen-Stad voordat hij zijn eigen pastorie op het Zand kon betrekken.Tot slot is er nog een derde manier denkbaar, waarop de heren van Wijk en te Riele met elkaar in aanraking zijn gekomen. Beiden waren, althans in 1927, lid van het zogeheten St, Bernulphusgilde. Deze op 28 november 1869 opgerichte "broederschap" stelde zich ten doel "de bevordering van den bloei der hedendaagsche kerkelijke kunst; het wekken en kweeken van eerbied voor de oude kerkelijke kunst; het verspreiden van kennis omtrent beide 3). Zij wendde zich daarbij "allereerst tot de geestelijken van Nederlands vervolgens tot de kunstenaars en eindelijk tot de leeken, bij wie zij begrip van en ontvankelijkheid voor de beginselen der kerkelijke kunst" trachtte te wekken 4).
Het ontwerp van de Zandse kerk dateert van september 1924. Hiervan is een blauwdruk met tekeningen van de zuid- en oostgevel (resp. afb. 1 en 2) bewaard gebleven. Ook een niet gedateerde plattegrond behoort ongetwijfeld bij dit plan. Dit ontwerp is in grote lijnen gevolgd bij de bouw van kerk en sacristie. De aanbesteding vond op 18 maart 1925 plaats en werd voor f. 112.992 gegund aan L.C. Koenders en H.A. ten Thij te Enschede. De kerk werd gebouwd op de voormalige Galgenkamp en bij grondboringen bleek -dat al werd er dan op zand gebouwd de bodemornstandigheden zodanig waren, dat niet zonder een stevige betonfundering kon worden begonnen. Er moest geheid worden en de Hollandsche Betonmaatschappij heide tenslotte 216 palen van 9.50 m. en 15 van 7 m. in de grond, hetgeen de bouwkosten met f. 3.985 deed verhogen.
Nog voór begin juli 1925 met het heien werd begonnen, had de architect het ontwerp enigszins gewijzigde Dit blijkt uit een perspectieftekening van 'mei 1925 waarop de kerk vanuit zuidoostelijke richting te zien is. Het heien duurde tot 6 augustus, Bouw- en tekentafelactiviteiten wisselden elkaar nu af, want op 28 augustus vervaardigde Frits M. Beukerse VerwarmingsMij te Schiedam een blauwdruk met een "DETAIL V.D. STOOKPLAATS VOOR DE VERWARMING". Op 23 september werd de eerste steen gelegd, in maart 1926 maakte de architect nog een ontwerp voor de "vloer" Op 26 juni tenslotte werd de kerk geconsacreerd 5). Het gebouw is niet geheel conform de tekeningen uitgevoerd. Omdat het hier kleine afwijkingen betreft lijkt het zinnig te beginnen met een algemene beschrijving van de kerk alvorens op de genoemde verschillen in te gaan.Het gebedshuis was een driebeukige basiliek met een lage beuk (afb. 1 - zie p.108) en een ingebouwde door een zonderlinge helm bekroonde toren (afb. 2 zie p. 109). Onder basiliek (ofwel basicale kerk) dient in dit verband te worden verstaan: een meerbeukige kerk, waarvan de middenbeuk hoger is opgetrokken dan de zijbeuken en waarvan bovendien die gedeelten van de middenbeukmuren die boven de zijbeukdaken uitrijzen doorbroken zijn met vensters. Het torendak kan worden beschreven als spits-pyramidevormig; van het onderste gedeelte waren dé hoeken afgeschuind. Laatstgenoemde doorsnede sloot aan bij die van het bovenste gedeelte van de topgeleding van het torenlichaam, waar de muren immers ook afgeschuinde hoeken te zien gaven.
Z. KOLKS
NOTEN:
1) D(erksen), H.W.J., Rond het nieuwe stadhuis, in : "Mededelingen", jrg. 3, nr. 2 juli/augustus 1977, p. 64.
2) Vriendelijke mededeling van architect F.H.J. Bodïfée te Deventer d.d. 10 november 1982.
3) Het Gildeboek. Orgaan van het Ste Bernulphusgildes Xde jaargang, afl. 3 en 4 november 1927, bijlage blz. 3.
4) Zie noot 3)
5) Alle hier genoemde tekeningen berusten in het archief van het Architectuurmuseum (Nederlands Documentatiecentrum voor de Bouwkunst) in Amsterdam. De bouwgeschiedenis van de kerk heb ik ontleend aan gegevens van de heer He W.H.J Derksen, mij verstrekt bij brief van 13 september 1982.
![]() |
![]() |
Een Huijs, Hoff, Tabacks, Weijde en Bouwland op den Hogen Woerd
Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 2
(RAG 9 Cleefse Encl, 2944 409/ 6 febG 1783)
Dr. ir. JO van Bragt te Wageningen wijdt de hiernavolgende bijdrage aan de ruim 250 jaar durende periode (vanaf 1685) dat zijn voorvaderen te HUISSEN woonachtig zijn geweest. Het
gaat hier om de protestantse familie VAN BRAGT, die niet verward moet worden met de katholieke familie VAN DEN BRAGT, die sinds de eerste helft van de vorige eeuw in Huissen woonachtig is met de vestiging van de Oirschotse klompenmaker Nicolaas van den Bragt, geboren te Oirschot 2 aug. 1815, die in Huissen trouwde met Wilhemina Willemsen (geboren Huissen 5 juni 1817)
Ruim driehonderd jaar geleden: op 17 april 16505 trouwden te Arnhem (geref.) Jan Pieterszoon van Bracht uit Maasbracht en Naleken Buddingh uit Opheusden.
Na een kort verblijf te Elst (aantekeningen in het lidmatenboek, Pinksteren 1684) vestigt de familie zich in Huissen. Het lidmatenboek aldaar vermeldt op 14 december 1685: Naleken, haar dochter Sophij en haar oudste zoon Jan met zijn tweede vrouw Grietjen Jansz. Tot ruim 250 jaren na deze datum zijn er leden van deze familie in Huissen. In burgerlijke en kerkeiijke archieven vinden we een en ander over de handel en wandel van diverse van Brachten: Lidmaatschap van de kerkeraad (1691) geboorten, huwelijken, overlijden. De naam gaat daarbij geleidelijk over naar Van Bragt
Ook vinden we gegevens over koop en verkoop van onroerend goed. Nóg staat op de Hoge Woerd 8 (kadastraal bekend sectie G nr. 696) het "Huijs" met bijbehorend land, ooit gekocht en bewoond door Van Bragten, thans eigendom van de fam. G. Wolters. In het volgende enkele fragmenten van de geschiedenis van huis, grond en Van Bragt.
De notities in het Hypothekenboek van Huissen (RAG; Cleefse Encl. 2986, f 39) vermelden als eerste eigenaar Willem Barten, die het land in 1731 kocht van Hendrik-Krinen. Het stuk land was groot 3 Morgen; er wordt geen melding gemaakt van een huis. Het stuk van 3 Morgen is twee keer zo groot als thans het perceel kad. bekend sectie G, nr 0696, dat de oostelijk gelegen helft is van dat stuk, en dus 1 1/2 morgen in oppervlakte. Op 28 april 1752 koopt Gerard Coenen, gehuwd met Wilhelmina Teunissen,- de 3 morgen voor 150 Hollandse guldens van de erven Willem Barten. Hun zoon Weijer is minderjarig als Wilhelmina overlijdt. Daarom wordt in een magenscheid te Huissen op 21 april 1756 (RAG, Cleefse Encla 2943, f 199) met o.a. Gerrit Coenen en zijn aanstaande bruid Clara Zegers de voogdijschap over Weijer geregelde Een volgende interessante datum is 27 juli 1773 (RAG, Cleefse Encl. 2943, f 235). Dan verschijnen Gerrit Coenen en Clara Zegers, "zij vrouwe met haren man voorn: geassisteerd". Geleend wordt een bedrag van 200 gulden, en wel van Johan Hendrick Plancken, schrijn- en stadsrentmeester van Emmerik en zijn echtgenote Geertruida Felderhof. Als onderpand voor deze lening dient Clara Zeger hofstede op de Hoge Woerd gelegen, bestaande uit "Huijs, Hoff, Boomgaard, Bouw en groot 3 morgen Op het stuk land van 3 morgen is dus kennelijk tussen 28 april 1752 en 27 juli 1773 een "Huijs" gezet. Uit het huwelijk van Gerrit Coenen met zijn tweede vrouw Clara Zegers wordt hun zoon Derk geborene Op 6 februari 1783 (RAG, Cleefse Encl. 2944, f 409 V) verkoopt Clara Zegers, weduwe van Gerrit Coenerts de haar toebehorende helft van de eigendommen, die zij met haar stiefzoon Weijer en haar eigen zoon Derk in gemeenschap heeft bezeten voor 657 guldens Als nieuwe eigenaar wordt vermeld (RAG, Cleefse Encl. 2986, f 39) Weijer Coenen, en het bedrag van 1314 Hollandse guldens. Weijer Coenen verkoopt op 28 oktober 1801 voor 1300 gulden de hoffstede groot drie morgen genaamd den Hooge Woerd" (RAG Cleefse Encl. 2949) aan Jan Meijer, die op 2 april 1805 (RAG, Cleefse Encl. 2951) zijn bezit voor 1400 gulden verkoopt aan Hendrick Nijenhuis.Hendrick was gehuwd met Mechteld van Beek, die op 18 oktober 1806 te Elden overleed. Bij magenscheid (RAG, Over-B.33B, p. 118 v/o, 119, 120) van 13 april 1808 werden Hendrick o.a toegewezen: De hofstede de Hoge Woerd, groot 3 morgen, onder Huissen. En ook een stuk bouwland van 4 morgen met een huis daarop, Dit stuk grenst ten oosten aan het eerder genoemde perceel van 3 morgens en ten westen aan de (toen nog bestaande) Huissense Zeeg. Op 8 juli 1813 middags om 5 uur is er een openbare verkoping ten huize van Frans Claassen, herbergier, wonende aan de Brouwketel onder Huissen. Hendrik Nijenhuis biedt dan een aantal onroerende goederen ter verkoop (Not. Arch. Bemmel, 144, no. 282 + 290, Van Rees).
Het zijn:
1. "Een Hofsteede bestaande in huis hof, boomgaard en tabaksland gelegen onder Huissen den hoogenwoerd genaamt groot ongeveer een en drievierde morgen" ( ha, 48 a en 43 ca) " thans bewoond door Hendrik Wolters" ….
2. Een stuk bouwland met dezelfde oppervlaktes en aan de oostkant grenzend aan perceel 1
3. Een stuk bouwland van ongeveer 4 morgen dat aan de oostkant grenst aan perceel 2 en aan de westkant aan de Huissense Zeeg. Dit stuk werd "oudslands Dres genaamt'
Bij deze verkoping wordt het stuk van 3 morgen dus in twee delen van elk 1 3/4 morgen aangeboden. Het enige stuk, dat op deze verkoping in andere handen overgaat is no. 1 :
Op 15 juli 1813 wordt "Jan van Bragt particulier demeurant à Huisen" de eigenaar, voor 3150 Franse franken, dat is in die tijd ongeveer 1500 Hollandse guldens.Deze Jan van Bragt is een nakomeling in eerste lijn van de genoemde Jan en Naleken die in Arnhem trouwden op 16 april 1650. Jan werd te Huissen geboren op 8 januari 17885 en overleed aldaar op 29 oktober 1867. Hij trouwde te Huissen op 14 januari 1813 met Theodora Catharina Verburgt, geboren te Bemmel op 14 juni 1787 en overleden te Huissen op 6 januari 1875. Theodora Catharina was een dochter van Breunis Verburgt uit Bemmel die gehuwd was met een telg uit een oud notabel Huissens geslacht. Anna Sophia Geertruid Veeren, een dochter van Theodoor Caspar Coenraad Veeren en Maria von Himberg. Omstreeks 1800 overleden een aantal familieleden (Veeren en Von Himberg) van Theodora Catharina Verburgt, en deelde zij in een aantal nalatenschappen. Dat blijkt o.a. uit een stuk, getekend op 25 december 1811 , waarin Theodora de heer Rombout van Riemsdijk, lid van het ambtsbestuur van de Overbetuwe en wonende te Bemmel machtigt haar te vertegenwoordigen inzake de nalatenschap van haar tante, Albertje Veeren, Theodora woont dan als dienstbode te Haarlem, bij Edmond van Vredenburg in de Janstraat (Noto Arche Berne mel 143, no. 57). Op 23 september 1812 is ze weer in Huissen (Note Arch. Bemmel 143, no. 103). Het is mogelijks dat deze en andere nalatenschappen (zie ook Noto Archa Bemmel 143, no. 103, no e 202 + 209, noo 206) Jan en Theodora in staat stelden tot eerdergenoemde koop.
Jan van Bragt en Theodora Catharina Verburgt kregen 11 kinderen. Na Johanna Theodora (Arnhem, 8 januari 1811) en Geertruida Anna Sophia (Huissen, 4 maart 1813) werd te Huissen op 1 juli 1815 Jan Willem geboren, hun eerste zoon. Aan deze zoon verkocht Jan in 1864 zijn onroerend goede Jan Willem was te Huissen op 6 februari 1851 getrouwd met Elisa Looijs. Ze kregen 8 kinderen. Na Johanna Dorothea (Huissen, 16 december 1851) werd hun eerste zoon geboren, Jan (Huissen, 16 maart 1853). Deze Jan is mijn grootvader. Hij kreeg op 6 juni 1885 zijn attestatie (NH) wegens vertrek naar Arnhem.
Uit zijn huwelijk met Catharina Hendrika Nijman werd te Schaarsbergen op 15 juli 1897 mijn vader Breunis geboren. Op 11 april 1881 overleed Jan Wi!lem van Bragt, waarna zijn weduwe Elisa Looijs het bedrijf voortzette. In 1896 werd het eigendom op haar overgeschreven, en in 1908 op de tweede zoon uit haar huwelijk, Hendrik Willem geboren te Huissen op 27 oktober 1861 en aldaar op 30 april 1902 getrouwd met Neeltje van Reeden. Hendrik Willem overleed te Huissen op 11 maart 1926, Neeltje op 26 juni 1926. In 1928 werd hun bezit overgeschreven op hun kinderen Albert en Jan Willem.
In 1932, na het overlijden van Jan Willem, op Albert. In 1964 werd het geheel verkocht aan J. B. Maters, wiens erven het verkochten aan de fam. Wolters. Dank zij de gastvrijheid van deze familie en de hulp bij het historisch onderzoek gegeven door leden van de Historische Krings heb ik een onvergetelijke kijk gekregen op "Huijs en Bouwland op den Hogen Woerd gelegen" .
DR. IR. J. VAN BRAGT
Historie in straatnamen
Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 2
Wanneer wij in navolging van Poelhekke de Huissense straatnamen toetsen aan de geschiedenis van de stad, dan kunnen zij in drie soorten worden verdeeld.
1) Allereerst zijn er de straten, die reeds zeer lange tijd hun naam dragen, Op een totaal van 233 namen, die Huissen momenteel rijk is zijn er 52, waarvan de naam teruggaat in een ver verleden. Namen als Arnhemse Poort , Burchtgracht, Huttenstraat, Steenbergerveld 2) Vierakker(se) straat en Zandkamp 2) dateren veelal reeds uit de 16e eeuw 3 soms zelfs vroeger. Eén van die oude straatnamen is sinds kort gerehabiliteerd, waarmee dan "Achter de Gracht" is bedoeld, een straatnaam, die enkele jaren geleden in ere werd hersteld.
Naast die groep oude straatnamen , bestaat de tweede categorie uit die straten, welke herinneren aan Huissens rijke verleden. De invoering van die straatnamen onder de burgemeesters Dony en Terwindt kan het best als willekeurig gekenschetst worden. Vier burgemeestersnamen werden vereeuwigd; te weten Canis, Pilgrim, Baron Van Voorst tot Voorst en Helmich. Weliswaar sloeg men bij het vergeven van de naam Pilgrim in feite drie vliegen in één klap (burgemeester J „F. Pilgrim (1785-1814), J.E.E. Pilgrim (1814-1850) en J.A. Th. Pilgrim (1850-1865)) al is slechts de eerstgenoemde met die straatnaam geëerd toch blijft de vraag, waarom men de overige drie 19e burgemeesters: Vemer (1866-1867), Kolfschoten (1867-1876) en Masion (1876-1886) nooit door middel van een straatnaam heeft vereeuwigd. Met het eren van Huissense burgemeesters uit vroeger eeuwen is het helemaal droevig gesteld. Slechts Jacob Canis (overleden 1614) is er tot op heden in geslaagd zich een naam te verwerven, terwijl Huissen toch meer burgemeesters heeft gehad, die een vermelding verdienen. Wij noemen in dit verband slechts burgemeester Bernard Veeren, die in 1672 de stad behoedde voor een plundering door Franse troepen, én burgemeester Arndt van Will, die tussen 1640 en 1644 de Huissense rechten en privileges met hand en tand verdedigde tegenover de landsheer; keurvorst Friedrich Wilhelm van Brandenburg. Ook bij het vernoemen van de Huissense gilden heeft een zekere willekeur plaats gehad. Naast een Gangulphus- en Laurentiusstraat is er wel het Jorisplein, maar aangezien het St. Gangulphusgilde in 1536 ontstond uit een fusie van het St. Joris- en het St. Anthoniusgilde, blijft de vraag waarom men het laatstgenoemde gilde geen "eigen" straat heeft vergund. Mogelijk kan ooit de Muntstraat omgedoopt in Anthoniusstraat, want deze straat die moet herinneren aan het muntrecht, dat Huissen heeft gehad, is hiervoor het meest geschikt, daar in Huissen zowel in de 13e en 14e als in de 17e eeuw weliswaar vele munten zijn geslagen, maar niet door de stad zelf, doch door de landsheer.
Tenslotte de derde categorie, te weten de verdwenen straatnamen. Vier van de negen verdwenen namen kon men in de kom vinden.
Allereerst de Bloemerstraat (Vicariestraat) , waarvan de vermelding van de oude straatnaam nog wel bewaard is gebleven in het onderschrift op het betrokken straatnaambord. Dat is helaas niet het geval bij de overige, zoals Hubersgas (St. Huibersgas) en Raamsgas (beide namen. voor de huidige Bruinstraat) De reeds uit de middeleeuwen stammende namen Oude Kerkhof 2) (Molenaarstraat) en Gravekamp 2) (het gebied tussen de Touwslagersbaan en de Stadswal) zijn geheel uit het "straatbeeld verdwenen.
Dat geldt in mindere mate voor de Laak 2) waar de namen van het café-restaurant en het huis van de fam. Van Vorselen de herinnering levendig houden. Tenslotte herinnert ook niets meer aan de 1e, 2e, 3e Zandsestraat (resp. Van Wijk-,Vlier-. en Elsstraat)
Tenslotte kan gesteld worden; dat Huissen met in totaal rond tachtig "historische" straatnamen op een totaal van 233 beslist niet karig bedeeld is. Te hopen is echter wel dat in de toekomst De Zilverkamp iets beter bedeeld zal worden) want drie historische namen is wel bijzonder weinig.
NOTEN:
1) Prof OdraJ;J. Poethekkeg Mijmeringen over Gelderse straatnamen in: Gelders Mengelwerk Korte bijdragen tot de Geschiedenis van Gelderlando Zutphen, 1979 ( (pag. 55-62)
2) Behoort tot de categorie van oorspronkelijke veld- en perceelsnamen, die allengs straatnamen zijn geworden en aldus in het namenregister voorkomen.
Ook in de betrokken bijlage zijn zij met "2)" aangeduid.
BIJLAGE !: STRAATNAMEN DIE VAN OUDSHER VOORKOMEN.
Achter de Gracht Arnhemse Poort Bloemstraat Bredestraat Brouwketel 2) Burchtgracht (straat) Damstraat Driegaardsestraat Duisterestraat De Geer 2) Gelderse Hoek 2) Hazekamp 1) en 2) Herenland 2) Hogewoerd Hoeve 20 en 30 Huttenstraat Kamervoort(sestraat) 2) |
Kampstuk 2) Karstraat Karbrugsevoetpad Klaphek 2) Kortekerkstraat Laaksevoetpad Langekerkstraat 4) Langestraat 5) Loostraat 2) Looveer Looveerseweg Markt Nieuwe Diep 2) Paasavond 2) Pannerdense voetpad Papestraat Rietkamp 2) |
Rijnstraat Selleltand 2) Stadsdam Steenbergervel d 2) Struifstraat Tempelierenstraat Tienmorgen 2) Touwslagersbaan Vierakker(se)straat Vliegaansepad 2) Walstraat 6) Weverstraat Wijngaarden 7) Zandkamp 2) Zandsedwarsstraat Zandsevoetpad |
1) Voor deze naam heeft de oorspronkelijke Rietkarnp plaats moeten maken.
De naam Rietkamp is ter onrechte gegeven aan de uitbreiding hoek Bredestraat-Loostraat
2) Zie noot 2) op pagina 650
3) Vroeger ook wel : Hoevensestraat.
4) In de 16e eeuw: Kerckwegh.
5) In de 15e eeuw: Arnhemsche Strait.
6) Vóór de oorlog in de volksmond "Achter de Muur" genoemd. Burgemeester Helmich betitelde deze straat in de raad eens als "Boulevard des Italiens".
7) Verbastering van: Wigartz Have.
BIJLAGE 2: STRAATNAMEN DIE HERINNEREN AAN HUISSENS HISTORIE
Bosmanstraat Canisplein 1) Conventstraat Doelenstraat Eversstraat 1) Gangulphusstraat Van Gelrestraat 1) Gasthuisstraat Grevenvelde 2) Helmichstraat |
Holthuizerdreef 2) Huismanstraat 1) Jorisplein Van Kleefplein 1) Van Kleefstraat 1) Van Laerweg 1) Laurentiusstraat Malenborch Muntstraat Neercasselstraat |
Nielant 2) Peperstraat Pilgrimstraat Rijkenstraat 1) Vicariestraat Van Voorststraat 1) Van Wijkplein 1) Van Wijkstraat 1)
|
1) Helaas zijn deze straatnamen onoordeelkundig gecoupeerd„ waardoor niet te zien is welke persoon bedoeld wordt.
2) Zie noot 2) op pagina 65.
BIJLAGE 3: VERDWENEN STRAATNAMEN
Bloemerstraat Hubersgas (ook: St. Huibersgas) Laak 1) en 2) Leprozeri estraat Oude Kerkhof |
Raamsgas Roesgas 3) 1e Zandsestraat 2e Zandsestraat 3e Zandsestraat
|
1) Wél is er nu de "Laakstraat" in plan Binnenveld.
2) Zie noot 2) op pag. 65.(voor de tabellen)
3) Straat tussen Apollotheater en zadelmakerij Kerstens ook wel WeejeschèlIersgàske genoemd naar de daar woonachtige teenhoutschilIers.
TOEVOEGING
Kortgeleden is mede op advies van de Historische Kring - de naam van de oude toren in de stadsmuur aan de Walstraat, "de Malenborch" vereeuwigd in een straatnaam, kort nabij de plaats waar de sterkte heeft gestaan. Niemand heeft zich daarbij herinnerd, dat de "Malenborch" reeds eerder werd vernoemd.
Blijkens het in '60 verschenen "Straatregister van de gemeente Huissen (uitgave: Harry Jeurissen, Struifstraat 1, Huissen) bestond toentertijd (p. 51) de "Malenborchstraat Zij kende slechts één huisnummer (nr, 1) voor het pand "Smederij J. A. Veenhuis". "Malenborchstraat" was de naam voor het straatgedeelte tussen Langekerkstraat/Walstraat en hoek Van Neercasselstraat voordat deze straat werd doorgetrokken. De naam "Malenborchstraat" heeft daarna opgehouden te bestaan en sindsdien heet de gehele straat vanaf Mariaplein tot Langekerkstraat/ Walstraat: Van Neercasselstraat
In 1938: twee passiespelen binnen twee maanden...
Huissen genoot faam als centrum van lekespelen
Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 2
"De vlucht, die het leekenspel in het stedeke aan den Rijn heeft genomen, is wel een zeer groote. Ondervoortvarende leiding van den Zeereerwaarde Heer Pastoor Th.J. van Wijk wordt er de idee gepropageerd - in de daad omgezet - om ons H. Geloof ook buiten de kerk te gaan beleven". (Uit: De Gelderlander 6 apr. 1938) In het midden van de jaren dertig deden overal in den lande de lekespelen opgeld. Vaak waren het groeps-. en massaspelen in de openlucht, waarbij toenmalige jeugdorganisaties als KJ V, Graal, KJM, Kruisvaarders van St. Jan, KJC, Jonge Werkman, Katholieke Verkenners e.d. werden betrokken.
Schrijvers als Gabriël Smit en Wim Snitker, massaregisseurs als Anton Sweers en Theo van Steen, waren de bekendste namen in de wereld der massaspelen "waarin de samenstellers", aldus Michel van der Plas 1 ) , "hun intriges vaak baseerden op de tegenstelling tussen de ongekerstende wereld en het geloof plus de rijke zekerheid der Christenen, een antithese die veelal in spreekkoren tot uiting werden gebracht"
Ook in de Over-Betuwe kende men de lekespelen, waarvan Huissen en in mindere mate Bemmel de centra vormden. Tweemaal kende Huissen massaspelen: in 1936 en in 1938. Het eerste werd opgevoerd ter gelegenheid van het resp. 425- en 575-jarig bestaan van het St.Gangulphus- en het St.Laurentiusgilde.
Het werd geschreven door de toen 22-jarige , te Huissen gestationeerde journalist van De Gelderlander, Louis Frequin, en droeg tot titel "Vrij Volk". Er namen enkele honderden spelers aan deel en de massaregie was in handen van kapelaan Ernst Nieberding, bijgestaan door de auteur. Het werd een daverend succes ondanks een droevig voorval kort vóór de dag van de opvoering, toen de St. Laurentius-koning Vic. Helmich bij een motorongeluk om het leven kwam. Het tweede massaspel was de opvoering van de passiespelen in mei 1938 aan de voet van de stadstoren. De opvoering geschiedde door een kleine kern van rondreizende passiespeIers uit München, die van een toernée door Amerika waren teruggekeerd en in eigen land niet mochten optreden omdat- aldus de Gelderlander- het regime aldaar zulks verboden had. Rond de Paasdagen hadden zij opvoeringen verzorgd in De Vereeniging te Nijmegen. Voor de bijrollen kozen zij lokale amateur-toneelspelers, waarvoor zij in Huissen gebruik konden maken van de spelers van de toen bestaande "R.K. Tooneelvereeniging Vriendenkring".
Voor de overige rollen en "het volk" werden leden van de jeugdorganisaties (KJV, Jonge Werkman e.d.) gecharterd. Het werden imponerende opvoeringen, waarvoor het torenfront een machtig decor vormden.
Aan deze "Münchener Passiespelen" (waarover hierna) waren echter (op Paaszaterdag, 10 april en Tweede Paasdag, 18 april) opvoeringen voorafgegaan van een "eigen Huissens passiespel" in de zaal van de R.K. Volksbond aan de Steenstraat (thans Helmichstraat). Auteur daarvan was wederom Louis. Frequin, die zich, onder het pseudoniem Willem de Wael , voor de tweede maal aan het schrijven van een passiespel had gewaagd. In 1937 was zijn eerste stuk, gebaseerd op het Lijdensverhaal, in dezelfde zaal met vee! succes opgevoerd. Het passiespel van 1938, dat werd geregisseerd door pastoor Van Wijk, was sterk op de actualiteit gericht en droeg tot titel *'Om de jaren 2000". Zeker in die tijd mocht het gedurfd worden genoemd.
In de vooraankondiging (De Gelderlander van 6 april 1938) werd uiteengezet, dat het stuk "opent met een proloog, die tot titel draagt ofwel "aanklacht" en waarin de declamatrice (mej. Cor Willems schr.) Christus laat spreken. Bij deze Improperia heeft de componist Herman Strategier muziek geschreven. In de daarop volgende groote bedrijven" -zo gaat het bericht verder- "zijn de gedachten uit de proloog verwerkt, zoo opent het eigenlijke spel met een rechtszaalzitting van den Hoogen Raad, waarin men (de hogepriester) Annas (Th. Brons - schr.) als president en Caiphas (J. Brons - schr. ) als openbaar aanklager ziet optreden. Overal wordt Christus aan zijn lot overgelaten, terwille van de zonden uit de jaren 2000. Dit laatste is de lijn, die Willem de Wael door het spel liet gaan", aldus het bericht. Op de avond van Palmzondag ging "Om de jaren 20001" onder grote belangstelling in première.
In De Gelderlander van maandag, 11 april verscheen een uitvoerige recensie die echter niet ondertekend was. De anonieme recensent 2) spaarde daarin zijn jonge collega in Huissen de kritiek bepaaldelijk niet. De Huissense lezers en de spelers in het bijzonder zal deze kritiek van de ene collega op de ander onbegrijpelijk zijn voorgekomen.
Journalistiek gezien bestaat tegen een en ander in principe echter geen bezwaar; wél is het usance en zou het op zijn minst eleganter zijn geweest wanneer de collega zijn kritisch stuk van zijn naam had voorzien.Onder de kop "Het Passiespel te Huissen" schreef de anonymus: Eenige spanning hing er in de Huissensche tooneelzaal, waar ditmaal wederom een nieuw speciaal voor Huissen geschreven passiespel werd opgevoerd. Het vorig jaar. hebben we reeds het toenmaals nieuwe spel gezien, en we waren vanzelfsprekend nieuwsgierig naar het thans gebodene. De auteur van het eene spel en het andere Willem de Wael heeft in beide stukken blijk gegeven op een geheel origineele wijze het bekende passie-verhaal te kunnen berichten. Hij heeft het lijdensmotief geheel in den modernen tijd geplaatst. En daarenboven er een uiterst actueele strekking aan gegeven.De ondernemingsgeest die uit het nieuwe spel sprak is ongetwijfeld te waardeeren. Toch vragen we ons af, of niet een grondige omwerking van den eersten tekst beter ware geweest dan deze nieuwe vrij omvangrijke creatie, die twee korte inleidingen, vijf deelen en een slotbedrijf omvat. Een omwerking van het eerste stuk zou, dunkt ons, voor de spelers het nut hebben gehad, dat ze beter vertrouwd waren geraakt met de stof. Daartegenover staats dat ook ditmaal de acteurs de moeite hebben genomen, zich de nieuwe teksten terdege eigen te maken. Het lijdt immers geen twijfels dat de rollenkennis weinig te wenschen overliet. Samenspel, dictie en intonatie vielen over het algemeen te loven. Wat het stuk zelf aangaat, dit draagt toch wel de sporen van de haast, waarmede het is samengesteld. Met name was dit te merken aan de typeering der figuren in de teksten, die niet altijd voldoende was doorgevoerd. Pilatus bijvoorbeeld dreigt op een oogenblik er bij het volk "op-los-te-zullen-turvenl". Hij noemt een der uiteenzettingen "kwatsch" en spreekt van "heibel maken". Uitdrukkingen als deze zijn niet geheel en al in den landvoogdelijken stijl en we meenen, dat ze niet noodig zijn om 'de situaties scherp te teekenen. En als Herodes zegt, dat hij zijn bezoekers "er-uit-laat—trappen", voelen we scherper het zelfde euvel. Overigens is een uitdrukking als "op grovelijke wijze" in goed Nederlandsch niet te plaatsen. Grovelijk is bijwoord. Grof is zelfstandig naamwoord. Wat de dramatiseering zelf aangaat: deze moet natuurlijk aansluiten bij het Bijbelsch verhaal. Het lijdt geen twijfel, dat over het algemeen de feitelijke gegevens werden geëerbiedigd. Soms echter wijkt de schrijver daar van af. Dit leek ons minder juist in de wat al te uitvoerige Herodes-scène; waar geheel tegen het Evangelieverhaal in, Christus op een oogenblik het woord neemt. Het wil ons voorkomen, dat juist deze afwijking in dit zoo plastisch gegeven milieu minder gewenscht is.We hebben hiermede enkele bijzonderheden genoemd, die ons op het eerste gezicht opvielen. Al te veel van deze kleinigheden aanwijzen zou niet billijk zijn, omdat ontegenzeggelijk ook veel goeds van het stuk valt te zeggen: Dat de schrijver menig apologetisch woord in zijn tekst heeft gebracht, en dat dit op een origineele wijze is geschied, blijft een werkelijke verdienste. Het zou jammer zijn, indien het goede van dit stuk door enkele minder doordachte fragmenten werd overwoeker. De kern van het spel is wel zoo serieus, dat een grondige bewerking zeker de moeite loont. Gaat de auteur daartoe over , dan kan men zijn beide passiespelen, dat van het vorig jaar en het nieuwe, beide spelwaardig noemen. Dan is ook het tweemaal behandelen van eenzelfde spelmotief te accepteeren. De avond werd door goed-verzorgden koorzang voornamelijk passiemuziek, onder leiding van pastoor The van Wijk, geïllustreerd. Er was ook ditmaal veel belangstelling". Aldus de Gelderlander-recensent.
Uit volgende berichtgeving (12 april) bleek, dat de auteur de opmerkingen van zijn collega, althans wat de lengte van de diverse bedrijven betreft, ter harte had genomen: "Voor de uitvoering van den komenden Tweeden Paaschdag bestaat alweer groote belangstel ing. Men deelt ons mede, dat in verband met den zeer langen duur van het spel om 7 uur begonnen zal worden, terwijl bovendien eenige wijzigingen in het manuscript gebracht zijn, die een niet al te lange duur zullen bevorderen. Medegedeeld werd, dat van Willem de Wael 'n Kerstspel was te verwachten en dat in de zomer van 1939 een openluchtspel kon worden tegemoet gezien.
De mobilisatie van 1939 zou echter de realisering van het laatste verhinderen. De opvoering van "om de jaren 2000" zou in de oorlogsjaren nog een (publicistisch) staartje krijgen. Willem de Wael had namelijk niet geschroomd om de Christusfiguur enige forse anti-nazistische woorden in de mond te leggen, speciaal bedoeld aan het adres van de NSB.In de recensie van De Gelderlander was daarvan geen gewag gemaakt, maar wél o.a. in het socialistische dagblad Het Volk, waarvan de jonge Arnhemse verslaggever Wim Kruiderink 3) naar Huissen was gekomen Deze had met genoegen van de betrokken passages melding gemaakt. Tijdens de lezing over zijn Huissense jaren, die hij begin van dit jaar voor de Historische Kring hield, zei Louis Frequin alias Willem de Wael er zelf het volgende over: "Hij (pastoor Th. J. van Wijk) liet religieuze lekespelen opvoeren, waarvan ik er enkele mocht schrijven en waarnaar zelfs de niet-kathoIieke -nationale pers kwam kijken. Er waren daarvan altijd minstens drie uitvoeringen in de toenmalige die allemaal uitverkocht waren. In de bezettingstijd - zo herinner ik me - verscheen er een NSB-boek, waarin de toenmalige pastoor Van Wijk en de auteur in verband daarmede nog gebrandmerkt werden als zijnde "anti=nazi" avant la lettre, maar die nazi -hoon kon toen al leen maar als een grote eer ervaren worden" De bedoelde kritiek verscheen in 1944 in het boek "DUIVELS met dubbele tongen - De Nederlandsche Tragedie van 1921—1941 in Romanvorm verteld door Henri van Hoort (Volksche Uitgeverij Westland, Amsterdam 1944) en wel op pag. 200. De in facsimile weergegeven passage luidde:
Nee, het moet met ale middelen duidelijk gemaakt worden dat de H. Kerk door het Nationaal-Socialisme wordt vervolgd, Om dat aan te toonen schijnt geen enkel middel te min. In het Geldersche plaatsje Huissen heeft mijnheer Pastoor een passiespel doen opvoeren met een sterk anti-nationaal-socialistische strekking. Men schaamt er zich niet voor, zelfs Christus anti-nationaal-socialistische te laten doen De hooge raad van farizeeërs beschuldigen Christus: "in facistische terminologie" …Christus roept hierop uit: „Gij zijt zwarthemden met een koppelriem !" Verheugd Schrijft „Het Volk" hierover: In dit passiespel wordt duidelijk stelling genomen tegen het nationaal-socialisme en dat is in hooge mate verheugend"
(Wat zal die pastoor van Huissen blij geweest zijn met dezen lof der joodsch-marxistische pers -Gerrit).
Ruim een maand na de laatste opvoering van "Om de jaren 2000" volgden reeds de openluchtvoorstellingen van de Münchener passiespelen onder leiding van August Fassnacht. Daarvoor waren niet minder dan 300 Huissense lekespelers en figuranten gecharterd.
Bij pastoor Van Wijk zat uitdrukkelijk de bedoeling voor om hiermede een begin te maken met het vestigen van een traditie: de jaarlijkse Huissense openluchtspelen. "München was als experiment bedoeld. "Wij spreken van een experiment"" aldus De Gelderlander van 27 mei 1938, na de première, "want men weet, dat de spil van het cultureele leven in Huissen,s de Zeereerwaarde Heer Pastoor Th. J. van Wijk, die met zijn leekenspelers zoo enorm veel reeds heeft bereikt in de beperkte ruimte van het volksbondgebouws het plan heeft om met het komende jaar te beginnen met de leekenspelers iederen zomer een mysteriespel te geven op de plaats waar nu de Müncheners met de Huissenaren het passiedrama vertolkten: in de openlucht voor de middeleeuwsche kerk op het Mariaplein" 4) Het kerkplein en het in 1936 aangelegde Mariaplein aan de voet van de markante middeleeuwse toren, vormden een fraaie "Bühne" en toeschouwersruimte. "Echter frappeerde ons weer opnieuw" aldus de verslaggever in De Gelderlander van 30 mei 1938 in een lyrische ontboezeming, "de prachtige entourage en omgeving voor het spel gegeven en dat werkelijk niet mooier ontworpen kon zijn. De eeuwenoude toren blijft een prachtig decor met zijn verweerde steenen en simpele constructie. En toen de klokken gisterenavond hun bronzen geluid uit de zware galmgaten beierden, om het spel aan te kondigen, fluisterde een bekend, wetenschappelijk persoon ons in de ooren: dat dwingt tot een vers.. Ziet, dat is zoo de sfeer onder en rond den toren van het historische Huissen, dat zooveel bezoekers herbergde"
+ + +
Na de eerste middagvoorstelling op Hemelvaartsdag volgde ' s avonds de galavoorstelIing. "Toen de klokken in den Ganguiphustoren luidden ten teeken, dat het spel aanving" - aldus het Gelderlander-verslag - waren al de duizend zitplaatsen tot de laatste toe bezet en moesten velen zich langs de kanten met een staanplaats tevreden stellen (…) kortom: het experiment, dat Huissen hier ondernam, is voor de volle honderd procent geslaagd (… ) niet alleen omdat alle verwachtingen met betrekking tot speelruimte, speleffect, decor, accoustiek en zoovele andere zaken in vervulling zijn gegaan s maar vooral ook waar bleek dat - alle pessimisten ten spijt - er een enorme belangstelling voor het initiatief van pastoor van Wijk en zijn onmiddellijke helpers aanwezig was. Dat de G. T. M. met extra bussen moest rijden is teekenend (…) Het experiment is geslaagd en het zal den Huissenaren moed geven om even energiek door te werken aan hun openluchtspelen, als zij reeds deden bij hun gewone tooneelspel als beleving van het H. Geloof buiten de kerk. Huissen heeft de titel van tooneelcentrum ongetwijfeld verdiend", aldus de verslaggever.
Het bezoek op de zaterdag en de zondag was - ondanks het feit, dat het te koud was voor de tijd van het jaar - nog overweldigender dan op Hemelvaartsdag. "Het is een complete stormloop geworden", aldus De Gelderlander, die vervolgde: "De Huissensche politie geassisteerd door manschappen van den Rijksveldwacht, had de handen vol met de regeling van het verkeer, dat maar bleef toestroomen. De G.T.M. bracht honderden Arnhemmers met extra bussen in het historische stedeke, en op de fiets vanuit het verder gedeelte van de Betuwe kwamen steeds meer nieuwe bezoekers, die de organisatoren voor moeilijke problemen stelden. Had men in de vorige voorstellingen de bezoekers kunnen bergen, thans was dit onmogelijk, nu het aantal belangstellende in de duizende liep. In allerijl werden stoelen uit café's is en elders gereguleerd, banken er bij gehaald, kortom het werd een behelpen, doch tot aller genoegen. De gilden, die de organisatie hadden, kweten zich keurig van hun taak, doch konden door den grooten toeloop niet verhinderen, dat het spel wat later aanving. Toen dit gebeurde was het Mariaplein compleet zwart van de menschen, die zaten, stonden en zich verhieven op de banken, stoelen en rondstaande muren. Pastoor van Wijk en Willem de Wael, die den natuurliken aanleg der Huissenaren om tooneel te spelen ontdekten, en dit in dienst gingen stellen van het beleven van ons H. Geloof buiten de kerk, hebben wel plezier van hun werk, dat uiteraard voor uitbreiding en vervolmaking vatbaar is, en waarvan de mogelijkheid thans voor de vol Ie honderd procent is bewezen. In de verslaggeving vergat men (de secretaris van de VVV Over-Betuwe?) daarnaast niet om op een ander aspect te wijzen: "Naast dit hoogere. doel; behoeft men evenzeer niet blind te zijn voor den zakelijken kant. Thans waren er velen die gelegenheid gaven tot het stallen van rijwielen; verschillende neringdoenden deden voorts hun voordeel met de massa vreemdelingen, kortom ook vanuit dit oogpunt is er perspectief, dat voor de Over-Betuwe van onschatbaar belang is; nu er een actief streven naar behartiging der belangen in dien geest bestaat". De Münchener passiespelen beloofden het imponerende begin te worden van een Huissense openluchtspeltraditie. Mobilisatie en oorlog haalden een streep door de rekening, Het Kerstspel van Willem de Wael werd nog wel - in 1938 - opgevoerd in de zaal. Tot een -aangekondigd- openluchtspel in de zomer van 1939 (waarvoor pastoor Van Wijk de plaatsing van een grote. tribune had aangekondigd) zou het niet meer komen.. Ruim 6 jaar later kwam de grote inspirator van de Huissense lekespelen -pastoor , toen óók: deken: Th.J . van Wijk - om tengevolge van de zware verwondingen bij het bombardement van 2 oktober 1944. "Zijn" kerk met haar kunstschatten was al anderhalf jaar eerder door brand totaal verwoest; de toren werd ruim twee weken na zijn dood opgeblazen en met de "doorbraak" van het Mariaplein na de oorlog verdween de laatste mogelijkheid om nog ooit tegen een imposant middeleeuws decor openluchtspelen op te voeren.
NOTEN:
1) Michel van der Plas en Jan Roes, De kerk gaat uit - familiealbum van een halve eeuw katholiek leven in Nederland, Bilthoven 1973.
2) Desgevraagd deelde de heer Frequin ons mede dat hij zich niet meer kan herinneren van welke collega de recensie afkomstig was.
3) De heer W. Kruiderink werd na de oorlog algemeen hoofdredacteur van De Gelderlander Vakpers. Hij overleed in mei van dit Jaar.
4) Beide locaties vormden toen één geheel. Na de oorlog werd dit doorbroken - voor sommigen: "misvormd" - door de woningbouw tegenover de kerk, waardoor het Mariaplein, met zijn plantsoen en vijver, afgescheiden van het kerkplein, "achter" de huizen kwam te liggen.
SPEL EN SPELERS (Uit De Gelderlander 27 mei 1938) Wat het spel der Müncheners aangaat: het is ons niet bekend wie de acteur is, doch dit vormt niet zoo'n bezwaar, omdat juist de tekst, het minst gelukkige onderdeel genoemd kan worden. De taal is vlak en houterig en niet in staat den toeschouwer te pakken, noch te begeesteren en het is naar onze meening hierdoor, dat eenige zwakke momenten ontstonden b.v. de ontmoeting Christus—Maria e.a. die overigens niet domineerden in den totalen opzet, wijl die bij de Müncheners juist grootendeels op het visueele is ingesteld. Het geheel is geen litterair kunstgewrocht, nog minder een spel met eenig probleem. Het is een pogen het groote Lijdensdrama zonder meer te imiteeren, en hiermede den godsvrucht van de toeschouwer op te wekken. Daarin is het werk der Müncheners, die terzijde werden gestaan door eenige Huissenaren in de hoofdrollen - Caiphas en Nathanaël - en in het meerendeel door figuranten van 300 in getal ten volle gelukt. In artistiek opzicht was het 't visueele, dat boeide, en die beide tesamen de honderden toeschouwers drie uren lang konden boeien. Spel en spelers hadden alles mee, een groot aantal toeschouwers. maar bovenal een decor, dat door zijn natuurlijken bouw - de middeleeuwsche kerk met aangrenzende tuinen prachtig imponeerde. en een achtergrond vormde, waartegen het spel wel moést slagen. Uiteraard domineerde de familie Fassnacht als beroepstroep, maar opmerkelijk was, dat de natuurlijke aanleg van de Huissenaren om toneel te spelen, zich ook hier weer niet verloochende. Hoe geraffineerd mooi was b.v. de scène voor Pilatus — de Romeinsche trotsaard, die tegenover een menigte stond, waarvan men zonder meer aannam. dat ze in een toestand van opgezweeptheid en woede verkeerde. Dat maakte het spel sterk, dat echter op enkele plaatsen elders weer noode een goede tekst miste bij de kruisaflegging b.v. en waarmede werd bewezen, dat het visueele „an sich" niet voldoet, doch dat er naast beweging, woorden, tekst, noodig is om een openluchtspel voldoende tot zijn recht te doen komen. |
De mengeling van Duitsch en Nederlandsch was aanvankelijk niet aangenaam, doch na eenige oogenblikken vormde het geen bewaar meer en was het vrijwel - door de goede geaccentueerde uitspraak der Duitschers voor ieder goed te verstaan. Wij zullen hier het werk van iederen speler niet afzonderlijk gaan beoprdeelen. Er waren scènes, die zwak en andere die uitnemend waren. De ontmoeting van Maria en Christus was vrij zwak en te melodramatisch, evenals de kruisiging. Doch het massa-optreden en de dood van Christus imponeerde en maakten die oogenblikken tot Onvergetelijke. Het slot was majestueus, en heel dé sfeer, die rond dit spel was, en er van uit ging zal tijdens de mysterie-spelen in de middeleeuwen niet veel anders zijn geweest.Vermeiden we nog, dat het gemengde koor "Cantate" onder leiding van den Zeereerw. Heer pastoor Th. J. van Wijk en het mannenkoor „St. Caecillia" onder leiding van Wiilem Hendriks met goed uitgevoerden zang een belangrijk aandeel in het spel hadden, en een even belangrijke functie hadden waar te nemen. De verlichting was sprookjesachtig. Voor de volgende voorstellingen zal Huissen ongetwijfeld weer veel publiek trekken. Dat men veel plezier moge ondervinden den volhardenden ijver. |
„Wir frieren tot" Tijdens de voorstellingsdagen was het te koud voor de tijd van het jaar. Vooral de spelers, die schaars gekleed moesten optreden, zoals de Christus-figuur (August Fassnacht) en de beide moordenaars naast Zijn kruis (de gebroeders Dries en Rut Burgers) hadden het zwaar te verduren. Bij de familie A. H. VV. Janssen, waar Fassnacht logeerde, herinnert men nog zijn kreet: 'Was machen wir jetzt, Herr Janssen, wir frieren tot, wir frieren tot |
- Huissens St. Jansnotentak. Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 2
- Honderd jaar geleden. Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 2
- Brandbombardement: veertig jaar geleden. Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 1
- Dec. 1944: dodelijke schoten in Malburgen. „Wat..? Was het raak .Uit Mededelingen, jaargang 8, 1983, nr. 1.