De Gereformeerde Kleefse synode en Huissen tegen einde van de 17e eeuw

door DRS. J.H.F. ZWEERS

Uit Mededelingen, jaargang 7, 1982, nr. 2

In de serie "Schriftenreihe des Vereins für Rheinische Kirchengeschichte" verscheen onlangs als band 65 van de hand van Wolfgang Petri het derde deel over de Gereformeerde Kleefse synodes in de 17e eeuw (1).

Ook in de periode 1673 - 1700 kwam de geloofssituatie in Huissen meermalen tijdens de vergaderingen der predikanten ter sprake. Hierdoor worden de bijzonderheden over de verhouding tussen de kleine protestantse en de overwegend katholieke Huissense geloofsgemeenschap nog duidelijker.
Deze bronnenpublikatie verdient dan ook zeer zeker onze aandacht.
Nadat in 1666 het "Erbvertrag" van Duisburg was gesloten en de Kleefse erflanden definitief tussen de keurvorst van Brandenburg en de paltsgraaf van Neuburg waren verdeeld, betekende dit tevens, dat de geloofsvrijheid, die men in 1614 reeds was overeengekomen, werd gehandhaafd.
Daardoor ontstond een unieke situatie, die echter ook voor de nodige spanningen zou zorgen tussen protestanten en katholieken.
In Huissen was in elk geval sinds 1603 een kleine protestantse gemeenschap aanwezig, die het lang niet altijd even gemakkelijk had gehad. Aanvankelijk kerkte men in een particuliere woning, maar doordat de ruiten van dat huis meermalen waren ingegooid, week men in 1613 uit naar hat stadhuis op de Markt (2).
Eerst in 1660 kregen de Huissense protestanten de beschikking over een eigen kerkgebouw in de Langestraat. Het was een kleine gemeente in opbouw, waar men bovendien niet altijd even goed met de katholieken op kon schieten.
Beide aspecten komen in de verhandelingen duidelijk naar voren.

synode1 klsynode2 kl

De school

Zoals opgemerkt was de protestantse gemeente in Huissen er een in opbouw. Nadat men de beschikking had gekregen over een eigen kerk was wel een belangrijke stap in de richting gezet, maar de opbouw van de gemeenschap was daarmee nog niet voltooid.
Men wenste ook een eigen school. Te dien einde verzocht men in 1677 tijdens de synode in Wezel of men onder "die Reformirten Gemeinen und andere von Gott gesegnete Christen" een collecte mocht houden ten behoeve van de school (3).
Dat mocht en hoewel de opbrengst van de collecte niet bekend is, blijkt men een jaar later wel in staat een huis "allernaest onse kerk naast de Markt" voor f. 900,- aan te kopen en er een school en een onderwijzerswonlng van te maken.
Vier jaar later, om precies te zijn op 20 februari 1682, werd de "Order voor de Nederduytse Gereformeerde schooll alhier binnen Huyssen" vastgesteld (5). Hoewel er nu wel een school was, kostte de instandhouding ervan de gemeente de nodige hoofdbrekens.
In 1696 blijkt men "wegen mangel" niet in staat te zijn om de schoolmeester te onderhouden. Of dat nog niet genoeg was, bleven daarnaast ook de kinderen veelal weg vanwege het slechte humeur van de onderwijzer (6).
Of er een samenhang bestaat tussen het ontbreken van voldoende geld en het slechte humeur van de leerkracht, is niet bekend, maar feit is wel, dat het de school in de beginjaren niet altijd voor de wind ging.

De verhouding tussen de katholieken en de protestanten

Werd in de inleiding opgemerkt, dat in de Kleefse erflanden geloofsvrijheid bestond, in Gelderland was dat beslist niet het geval. Daar was sinds 1582 de gereformeerde religie de enig toegestane godsdienst (7).
Huissen kreeg daardoor een unieke positie, hetgeen duidelijk blijkt uit het kaartje uit het werk van Petri, dat weliswaar drie foutieve vermeldingen van namen bevat, maar dat eens te meer laat zien hoezeer de auteur zich de moeite heeft getroost om de situatio goed weer te geven.
De enklavepositie van Huissen was voor veel katholieke priesters aantrekkelijk. In Huissen kon men immers zonder gevaar de kaieke godsdienst uitoefenen. maar tevens kon men gemakkelijk in het omliggende Gelderse gebied de zielzorg ten uitvoer leggen.
De aktiviteiten van de priesters was een doorn in het oog van de protestanten en dan met name van dominee Johannes Cornelii (1728) . In 1696 klaagt hij, dat er in Huissen in plaats van twee nu vijf tot zes priesters werkzaam zijn. Deze priesters schroomden er — aldus Cornelii — zelfs niet voor om gemengd gehuwden over te halen tot het katholicisme.
Hij vroeg dan ook of de regering geen maatregelen kon nemen (8). In 1697 kwam dezelfde klacht mgmaals ter sprake en werd opnieuw besloten de hulp van de regering in te roepen (9). Tijdens de Synode van 1698 in Wezel kon men concluderen, dat de regering de klacht had ontvangen en "zür Zufriedenheit der Gemeinde und Synode eingegangen" was (10). synode3 kl
Had deze actie wél succes, een tweetal andere problemen werd niet naar tevredenheid van dominee Cornelii opgelost. Op de al eerder genoemde synode te Kleef in 1697 kwam ook de opmerking van de Huissense predikant ter sprake, dat de katholieke school in Angeren op last van de Gelderse autoriteiten was gesloten.
Dat bleek echter geen probleem voor de geestelijkheid te zijn geweest, want men had de school eenvoudig op de Browvketel (Huissens grondgebied) heropgericht. Of dit alles nog niet genoeg was , werd er aan de Karbrug katec katechismusles gegeven en mis gelezen. Gezien de ligging van de is wel duidelijk, dat deze lessen en deze missen niet voor de Huissense bevolking bedoeld waren.
Ook in dit geval zegde men toe contact op te zullen nemen met de regering (11). Of dit ook is gebeurd, is niet bekend. Feit is echter wel, dat in 1708 zowel de Karbrug als de Brouwketel steeds ontmoetingscentra waren voor de Betuwse katholieken (12). Een tweede zaak, waarin Cornelii bakzeil haalde, betrof Malburgen.
Uit een tijdens de synode te Emmerik in 1700 geuite klacht blijkt dat er — ondanks een verbod daartoe — door de geestelijken nog steeds met de "exercitio religionis am Malburgischen fehr .... gecontinviret" werd (13).
Opnieuw verzoekt Cornelii om hiertegen iets te ondernemen. Of er inderdaad maatregeten zijn getroffen alsmede over de aard der "exercitio religionis", die toen in Malburgen plaats had, tasten we tot op heden nog in het duister.

Conclusie

Het werk van Petri, dat voor ons ligt, bevat niet alleen belangrijke nieuwe informatie over het geestelijke klimaat in Huissen in de — toch al roerige — 17e eeuw, maar geeft daarnaast ook aanknopingspunten voor verder onderzoek. Naast enkele kleine tekortkomingen zoals de der namen op het op p. 64 afgedrukte kaartje, kan worden gesteld, dat dit boek een waardevolle bijdrage vormt voor de kennis van Kleefse deel van de Hollandse Zending en van Huissen in het bijzonder.
Hoewel de titel aangeeft, dat hiermede een einde is gekomen aan een serie. is het wel te hopen, de auteur ook de synodale vergaderingen van de 18e eeuw door middel van een bronnenpublikatie voor een breder publiek toegankelijk zal maken.

NOTEN:
1) Petri, Wolfgang. Die reformierten klevischen Synoden im 17. Jahrhundert. Band 3, 1673-1700. Keulen, 1981.
2) Hauptstaatsarchiv Düsseldorf, Kleve—Mark Akten, inv.nr. 1122. Driessen, H.L. De geschiedenis van de Ned. Hervormde Gemeente in Huissen. In: Bijdr. en Meded. Gelre.dl. XLIX (1949) 259—266.
3) Petri, Wolfgang. a.w. p. 52.
4) Driessen, H.L.a.w. p. 264.
5) Wilde, H.P. de, Orde voor de Nederduytse gereformeerde school alhier binnen Huyssen. In B.M.G.,dl. XX (1917), p. 255.
6) Petri, Wolfgang. a.w., p. 222.
7) Jong, O.J., Kerkgeschiedenis 1492—1795. In: Mey, P.J. e.a., Geschiedenis van Gelderland 1492—1795, Zutphen, 1975. pp. 331 — 384, p. 349.
B) Petri, Wolfgang. a.w., p. 226.
9) ibidem p. 231,
10) ibidem. p. 247.
11) ibidem. p. 231.
12) Zentrales Staatsarchiv Merseburg, Kleve—Mark-Ravensberg und die Niederlande, Repertorium 34, nr. 101. Band 2.
13) Petri, Wolfgang. a.w., p. 264.